Figuur 2.
In elk geval moet de afstand tussen het onderhoudsdeksel van de boiler en de dichtstbijzijnde
muur minimaal 60 cm bedragen. De boiler moet aan de muur worden bevestigd met geschikte
schroeven met een minimum diameter van 8 mm. Bij een muur met zwakke laadcapaciteit moet
op de plaats waar de warmwaterboiler wordt opgehangen voldoende worden versterkt.
3.- AANSLUITING OP DE WATERLEIDING.
De boiler kan worden aangesloten op een druksysteem met gesloten circuit, waardoor meerdere
punten gebruik mogelijk maakt. Om veiligheidsredenen moet de toevoerleiding worden voorzien
van een inlaatcombinatie die voorkomt dat de druk in het reservoir de nominale druk met meer
dan 0,6 MPa overschrijdt.
De verwarming van het water in de boiler veroorzaakt dat de druk in de tank stijgt tot het door de
inlaatcombinatie ingestelde niveau. Aangezien het water niet kan terugkeren naar het
watertoevoersysteem, kan dit resulteren in het druppelen uit de uitgang van de inlaatcombinatie.
De druppel kan naar de afvoer worden geleid door een opvanginrichting vlak onder de inlaatcom-
binatie te installeren. De afvoer die onder de uitgang van de inlaatcombinatie is geïnstalleerd,
moet verticaal naar beneden worden geleid en zich in een omgeving bevinden die vrij is tegen het
begin van vrieskou. Indien de bestaande leidingen het niet mogelijk maken om het druppelende
van de inlaatcombinatie naar de afvoer te leiden, kunt u het druppelen voorkomen door een
expansievat van 3 liter op de watertoevoerleiding van de ketel te plaatsen. U moet ervoor zorgen
dat de terugslagklep goed functioneert door regelmatig te controleren, d.w.z. om de 14 dagen.
Om de klep te controleren, opent u de uitgang van de inlaatcombinatie door deze te draaien.
De klep werkt goed als er water uit het pijpje komt wanneer de uitlaat open staat.
Figuur 3.
Legenda:
1- Terugslagveiligheidsklep
2- Terugslagklep aansluiting
3- Terugslagklep
4- Drukverminderingsklep
5- Afsluiter
6- Controle van de fitting
7- Trechter met uitlaataansluiting
F - Koud water
C - Warm water