Installatiecontrole
Controleer na het afronden van de installatie volgens de
voorschriften van de F-gassenverordening het volgende:
Inspectiepunten
Is de unit correct gemonteerd?
Is de lektest uitgevoerd?
Is de leidingset goed geïsoleerd
Is de condenswaterafvoer correct
geïnstalleerd ?
Is elektrische spanning in overeen-
stemming met instructies op kenplaat?
Is elektrische bedrading
correct geïnstalleerd
Is apparatuur correct geaard?
Is correcte elektrische bedrading?
Zijn de luchtuitblaas en luchttoevoer
vrij van obstakels?
Zijn Stof en andere
installatiematerialen verwijderd?
Zijn de zuiggas-en de vloeistofleiding in
over-eenstemming met de maximale
lengte?
Installatietest
1. Voorbereiding
●
Voer de installatiecontrole uit.
● Schakel de voeding in en zet de apparatuur aan.
2. Voer de installatietest uit
● Zet de unit in koelingsmodus en stel de temperatuur in op 16°C; laat de
apparatuur in deze modus gedurende enkele minuten werken tot de ruimte
voldoende afgekoeld is.
● Zet de unit in de verwarmingsmodus en stel de temperatuur in op 27°C; laat de
apparatuur in deze modus gedurende enkele minuten werken tot de
ruimte voldoende opgewarmd is.
Mogelijke problemen
De unit kan trillen of lawaai maken.
Onvoldoende koudemiddel kan leiden
tot onvoldoende capaciteit.
Condensvorming of waterlekkage.
Condensvorming of waterlekkage.
Storingen of schade aan de
apparatuur.
Storingen of schade aan de
apparatuur.
Spanninglek en elektriciteitsletsel.
Storingen of schade aan de
apparatuur.
Onvoldoende capaciteit of
storingen.
Storingen of schade aan de
apparatuur.
Onvoldoende capaciteit, vul het koude-
middel bij volgens de voorschriften.
29