5.3.
Overbrugging
Om een vrije doorgang in de gevelsteiger mogelijk te maken, worden twee
overbruggingsliggers gebruikt, samen met het bijbehorende voetraam.
Het knooppunt aan het begin en aan het eind van de overbruggingsligger moet
worden verankerd.
Naast de overbruggingsligger moet steeds minimaal één vak van de gevelsteiger
geplaatst zijn.
•
Plaats de beide overbruggingsliggers met 2 koppelingen aan het ene raam en 2
koppelingen aan het andere raam; draai de koppelingen stevig aan.
•
Plaats het voetraam met 2 koppelingen aan de ene overbruggingsligger en 2
koppelingen aan de andere overbruggingsligger; zorg ervoor dat de sport van
het voetraam op dezelfde hoogte ligt als de sport van het opbouwraam; draai de
koppelingen stevig aan.
draaibare
koppeling
draaibare koppeling
overbruggingsligger
voetraam
draaibare
koppeling
12