4 Gebruik
4.1 Ingebruikname
Om de datalogger in gebruik te nemen, moet u de volgende stappen volgen:
1. Verzeker uzelf ervan, dat de batterij correct geplaatst is. Volg hiervoor de aanwijzingen uit
hoofdstuk 3 op.
2. Sluit het apparaat aan op een beschikbare usb-poort van een pc, waarop zowel de software
als de driver geïnstalleerd zijn.
3. Start de software. Klik op het startsymbool. Er wordt een "Data Logger Device" scherm
geopend, waarin u het apparaat kunt selecteren („Select Device (S/N)").
4. Selecteer de logger, die u wenst te configureren. Hier kunt u de firmwareversie en de status
van de logger en de batterij bekijken.
5. Klik op de setup-knop, om de instellingen aan de datalogger door te voeren. Onder het
menupunt "General" kunt u de naam en de samplerate van de logger instellen en tevens een
wachtwoord instellen. onder het menupunt "Channel Settings" kunt u de grenswaarden
instellen, het alarm in-/uitschakelen en de alarm-hold in- en uitschakelen. Onder "Start and
Stop Method" kunt u selecteren wanneer en hoe de dataregistratie gestart of beëindigd
moet worden.
6. Klik op "Finish" om de instellingen te bevestigen.
7. Haal hierna de datalogger weer uit de usb-poort.
GEBRUIKSAANWIJZING Datalogger PCE-CLL 1
6