5. Installatie
Lees de handleiding zorgvuldig door voor een goede en veilige installatie van het toestel.
!Let op
Installeer het toestel in de volgorde zoals in dit hoofdstuk is beschreven.
Ø
Installeer het toestel volgens de geldende nationale, lokale en bouwkundige (installatie)voorschriften.
Ø
Houdt u zich aan de voorschriften/instructies zoals vermeld in deze handleiding.
5.1 Gassoort
Op het typeplaatje staat vermeld voor welke gassoort, gasdruk en voor welk land dit toestel is bestemd.
Het typeplaatje bevindt zich op het toestel of kan vastzitten aan een ketting en dient dan aan de ketting bevestigd
te blijven.
Controleer of het toestel geschikt is voor de gassoort en gasdruk ter plaatse.
!Let op
!Tip
Indien u dit toestel wilt ombouwen naar een andere gassoort, neem dan contact op met de serviceafdeling van
DRU en vraag naar de mogelijkheden.
5.2 Gasaansluiting
In de gasleiding dient een gaskraan geplaatst te worden conform de geldende voorschriften.
Zorg dat er geen vuil in de gasleidingen en aansluitingen zit;
!Let op
Voor de gasaansluiting gelden de volgende eisen:
-
-
-
5.3 Elektrische aansluiting
Zorg voor een geaarde elektrische aansluiting van 230 Volt ten behoeve van de voeding van het systeem.
Plaats deze elektrische aansluiting vrij van het toestel zo laag mogelijk in de boezem. Dit in verband met de
temperatuurontwikkeling in de boezem.
5.4 Plaatsen toestel
-
!Let op
-
-
-
-
-
-
Houd, indien u een inbouwtoestel installeert rekening met;
!Let op
-
-
Ø
Zorg voor een gasaansluiting ter plekke; zie voor details paragraaf 5.2.
Ø
Maak een doorvoer voor het verbrandingsgasafvoersysteem of het concentrische systeem met de onderstaande
diameters; zie voor details paragraaf 5.8 of 5.9:
-
-
!Let op
Aanvullende instructies, specifiek voor het toestel dat u installeert, vindt u vanaf hoofdstuk 5.10.
NL
dimensioneer de gasleiding zodanig dat geen drukverlies kan optreden;
de gaskraan heeft een goedkeur (in de EU is dat het CE merk);
de gaskraan is altijd bereikbaar.
Plaats het toestel altijd op minimaal 500 mm afstand van brandbare objecten of materialen;
Plaats de afvoerpijpen zo dat nooit een brandgevaarlijke situatie kan ontstaan;
Plaats het toestel voor een wand van onbrandbaar en hittebestendig materiaal;
Houd een minimale afstand tussen toestel en achterwand indien aangegeven in de maatschets
(zie Bijlage 3, Afb. 2);
Neem afdoende maatregelen om te hoge temperaturen van een eventuele wand achter de boezem te
voorkomen, inclusief de materialen en/of voorwerpen die zich achter de wand bevinden;
Dek het toestel niet af en/of pak het niet in met een isolatiedeken of enig ander materiaal;
Zorg voor een stabiele opstelling van het te installeren toestel. Eventueel, indien van toepassing, ook door
de verlengpoten vast te zetten met parkers.
De minimale inbouwafmetingen volgens Bijlage 3, Afb. 1 en 2;
De inbouwhoogte van het toestel, deze kunt u zelf bepalen.
de pijpdiameter +10 mm voor een doorvoer door onbrandbaar materiaal;
de pijpdiameter +100 mm voor een doorvoer door brandbaar materiaal.
IN S TA L L AT IE HA N DL E I DI N G