N.B.: Zorg ervoor dat beide beugels van de voorste
roller in hetzelfde gat zitten.
5.
Om te controleren of de roller gelijk afgesteld is,
moet u proberen een strook papier in de messenkooi
te steken aan beide uiteinden van de roller.
6.
Draai de moeren stevig vast als de roller uitgelijnd is.
N.B.: Indien verdere afstellingen nodig zijn, vervangt u
een schroef op de linkerbeugel door een excentrische
bout, onderdeelnr. 93-2573.
N.B.: Er zijn twee standen voor de beugels van de
voorste roller.
Voor de meeste maai-situaties wordt normaliter de
onderste positie gebruikt.
De bovenste positie is agressiever en kan gebruikt
worden bij een beperkt maaihoogtebereik (0,35–0,63 cm)
indien de condities dit toelaten.
HET AFSTELLEN VAN DE
MAAIHOOGTE (Afb. 4)
1.
Controleer of de voorste roller gelijk is afgesteld en
of het contact tussen snijplaat en messenkooi
correct is.
2.
Kantel de maai-eenheid (90°) en laat deze op de
achterste roller en de steuntjes rusten die boven
achterop zitten. Draai de borgmoeren op de
tapbouten los waarmee de achterste rollerbeugels
bevestigd zijn.
3.
Stel op de meetlat (Onderdeelnr. 13-8199) de kop
van de schroef af op de gewenste maaihoogte. Deze
afstand is gemeten vanaf de voorkant van de lat tot
aan de onderkant van de kop van de schroef.
4.
Plaats de lat over de voorste en achterste roller en
verdraai de maaihoogteknop totdat de onderkant
van de kop van de schroef in contact komt met de
snijrand van de snijbalk.
Afbeelding 4
1.
Meetlat
2.
Tapbout rollerbeugel
3.
Maaihoogteknop
BELANGRIJK: Herhaal de procedure voor beide
uiteinden van de snijplaat en draai de borgmoeren
vast waarmee de achterste rollerbeugels aan beide
kanten bevestigd zijn.
KENMERKEN VAN DE MAAI-
EENHEID
Het enkelknops systeem voor de afstelling snijbalk-
messenkooi waarmee deze maai-eenheid is uitgerust
vereenvoudigt de afstelprocedure die nodig is om
optimale maaiprestaties te leveren. De exacte afstelling
die mogelijk is dankzij het enkelknops/snijbalk-ontwerp
verschaft u de nodige afstelmogelijkheden voor een
voortdurende zelfscherpende werking waardoor de
snijranden scherp gehouden worden, hetgeen een goede
maaikwaliteit verzekert en het routinematig
noodzakelijke wetten vermindert.
Het afstellen van de maai-eenheid
5