Aanwijzingen voor de installateur
8. GASAANSLUITING
Vóór de installatie moet gecontroleerd worden of de plaatselijke distributiecondities
(de aard en de druk van het gas) en de staat van de regeling van het toestel
compatibel zijn.
Om de kookplaat aan te sluiten op het gasnet moet een flexibele verbinding B
gebruikt worden voor de aansluiting met de gasinvoer van de kookplaat A. Plaats
steeds een pakking C tussen de twee verbindingen (Fig.1), en draai de onderdelen
vast met een maximum aanhaalkoppel van 10 Nm.
Fig. 1
De aansluiting op het gasnet kan uitgevoerd worden met een vaste koperen buis
of met een flexibele stalen buis op een rechte wand, en volgens de voorschriften
die aangeduid worden door de norm UNI-CIG 7129.
Controleer na de handeling of de dichting perfect is, door gebruik te maken van een
zeepoplossing en nooit met een vlam. De kookplaat is goedgekeurd voor
methaangas G25 (2L) met een druk van 25 mbar. Voor voeding met
andere types gas zie Hoofdstuk 9. AANPASSING AAN DE VERSCHILLENDE
GASTYPES.
Het verbindingsstuk heeft een externe schroefdraad van ½" gas (ISO 7-1).
Aansluiting met een vaste koperen buis:
De aansluiting op het gasnet moet zodanig
uitgevoerd worden dat op het toestel geen
belastingen
veroorzaakt
worden.
De
aansluiting kan uitgevoerd worden door
gebruik te maken van de adaptergroep D met
dubbelkegel,
maar
door
steeds
de
bijgeleverde pakking C aan te brengen. Draai
de onderdelen vast met een maximum
aanhaalkoppel van 10 Nm.
Aansluiting met een flexibele stalen buis:
Gebruik enkel buizen in roestvrij staal op de
rechte wand conform de norm UNI-CIG 9891,
door steeds de bijgeleverde pakking C te
plaatsen tussen de verbinding A en de
Fig. 2
flexibele buis B. Draai de onderdelen vast met
een maximum aanhaalkoppel van 10 Nm.
55