4.6
Aansluitingen
4.6.1
Kanalen
Fig. 9 Aansluitingen en basisonderdelen van links aangesloten units
Beschrijving
Positie
Aansluiting toevoerlucht
A
Aansluiting retourlucht
B
Aansluiting buitenlucht
C
Aansluiting afvoerlucht
D
1
Ventilator toevoerlucht
2
Ventilator afvoerlucht
3
Filter toevoerlucht
4
Filter afvoerlucht
5
Warmtewisselaar
6
Rotormotor
7
Elektrische schakelkast
Naverwarmingsbatterij
8
4.6.2
Condensatie en warmte-isolatie
Buitenluchtkanaal en afvoerkanalen moeten altijd goed worden geïsoleerd om condensatie tegen te gaan. Met name
rond kanalen die direct op de unit zijn aangesloten, is isolatie erg belangrijk. Alle kanalen in koude ruimten/gebieden
moeten goed worden geïsoleerd. Gebruik een isolatie (minimaal 100 mm mineraalwol) met plastic dampwering. In
ruimten met zeer lage buitentemperaturen in de winter moet extra isolatie worden aangebracht. De totale dikte van de
isolatie moet minimaal 150 mm zijn.
Pas op
• Als de unit op een koude plaats wordt geïnstalleerd, dienen alle verbindingen te worden geïsoleerd en
afgeplakt.
• Kanaalaansluitingen/kanaaleinden dienen tijdens opslag en installatie te worden afgedekt
• Sluit geen droogtrommel aan op het ventilatiesysteem
12559313 | A003
Symbool
13
Installatie |