Bedieningshandleiding | VLT® Soft Starter MCD 600
9.3.2 Timermodus
De softstarter kan de motor automatisch stoppen na een gespecificeerde draaitijd en weer starten na een gespecificeerde uit
(gestopt)-tijd. De softstarter herhaalt de cyclus zolang het startsignaal actief blijft.
Om de timermodus te gebruiken:
•
Parameter 4-1 Auto-Start/Stop Mode (Autostart-/stopmodus moet zijn ingesteld op Enable (Inschakelen).
•
Parameter 1-1 Command Source (Commandobron) moet zijn ingesteld op Timer.
•
De resetingang moet gesloten zijn.
•
Het commando voor de eerste start moet worden gegeven via een startsignaal.
De werking van de timermodus wordt bepaald door parameter 4-2 tot en met 4-3.
9.4 PowerThrough
PowerThrough stelt de softstarter in staat om de motor te blijven regelen, ook als de softstarter op 1 fase beschadigd is. VLT® Soft
Starter MCD 600 gebruikt 2-faseregelingstechnieken om een zachte start en een zachte stop van de motor uit te voeren.
De softstarter wordt uitgeschakeld (trip) door Lx-Tx Shorted (Lx-Tx kortgesloten) bij de eerste startpoging nadat er stuurspanning
wordt geschakeld. PowerThrough werkt niet als de stuurspanning tussen starts wordt uit- en weer ingeschakeld.
•
PowerThrough is alleen beschikbaar bij inline-installaties. Als de softstarter op basis van interne driehoek is geïnstalleerd, werkt
PowerThrough niet.
•
PowerThrough blijft actief totdat 3-Phase Control Only (Alleen 3-faseregeling) weer wordt geselecteerd. Als PowerThrough actief is,
knippert de Trip-led en toont het display de melding 2 Phase - Damaged SCR (2-fase - SCR beschadigd).
•
Werking in PowerThrough biedt geen ondersteuning voor zacht starten en stoppen op basis van een adaptieve regeling. Als
PowerThrough actief is, selecteert de softstarter automatisch de opties zachte start met constante stroom en zachte stop met
getimede spanningsuitloop. Als PowerThrough is ingeschakeld, moeten de waarden van parameter 2-3 en 2-4 hierop worden
afgestemd.
PowerThrough maakt gebruik van een 2-fasesoftstarttechnologie die extra aandacht vereist bij de dimensionering van
circuitbreakers en beveiligingen. Vraag de leverancier in uw regio om advies.
9.5 Emergency Mode (Calamiteitenmodus)
In de calamiteitenmodus kan de softstarter de motor door laten draaien en uitschakelingscondities (trips) negeren.
De calamiteitenmodus wordt bestuurd via een programmeerbare ingang (ingang A DI-A, COM+ of ingang B DI-B, COM+). Parameter
7-1 Input A Function (Functie ingang A)/parameter 7-5 Input B Function (Functie ingang B) moet worden ingesteld op Emergency Mode
(Calamiteitenmodus). De calamiteitenmodus wordt geactiveerd vanwege een gesloten circuit over DI-A, COM+. Wanneer de softstarter
een startcommando ontvangt, blijft hij draaien totdat hij een stopcommando ontvangt en worden alle uitschakelingen (trips) en
waarschuwingen genegeerd.
De calamiteitenmodus kan worden gebruikt bij elke commandobron.
58 | Danfoss A/S © 2018.10
L E T O P
L E T O P
Werking
AQ262141844215nl-000201 / 175R1174