7. Wat als de inverter niet werkt?
- Het lasapparaat slaat niet aan: controleer de hoofdstroomverbinding en de
positie van de schakelaar (1).
- Onregelmatig elektrodelassen:
Controleer de juiste aansluiting van de kabelhouder en de aardingsklem in
overeenstemming met de gebruikte elektrode.
Controleer of de lasstroom geschikt is voor de elektrode en het te lassen stuk.
Controleer of de elektroden niet nat of beschadigd zijn.
Controleer of het lasstuk niet te vuil, vet, etc. is.
Controleer of de aardingsklem goed op het lasstuk is aangesloten.
- Het lasapparaat levert de vereiste stroom niet:
Controleer of het voltage van de hoofdstroom tussen 210V-240V ligt (zelfs
tijdens het lassen).
Als verlengkabels gebruikt worden, zorg er dan voor dat ze de gegevens in
tabel op p.10 volgen.
* Bij TIG lassen:
- De toorts spat tijdens het lassen:
Controleer of de toorts en de aarding goed aangesloten zijn.
Controleer of er gas is en of de toevoer ervan volstaat.
Controleer of het lasstuk niet vuil of vet is.
Controleer of het lasstuk niet gemaakt is van legeringen die niet compatibel
zijn met de gebruikte stroombron.
Controleer of een elektrode van de juiste kleur gebruikt wordt voor het te
lassen materiaal.
Controleer of er geen te hoge stroom gebruikt wordt.
- Werkcyclus te kort:
Controleer of de ventilator draait.
Controleer of de ventilator niet geblokkeerd is en of de lucht uit het rooster
komt.
Controleer of het niet te heet is in de werkomgeving.
www.contimac.be
23