5.2 Problemen bij TIG lassen
Defect
1. De elektrode
smelt wanneer de
boog gebruikt
wordt.
2. Vuil smeltbad
3. De elektrode
smelt of oxideert
wanneer de boog
gebruikt wordt
4. Las zichtbaar
fijn.
5. Boog onstabiel
tijdens TIG lassen.
6. De lasboog raakt
niet stabiel.
7. De boog voelt
stug aan.
Mogelijke oorzaak
A. Elektrode verbonden met
de "+" pool.
A. Elektrode vuil door contact
met het smeltbad of de
stang.
B. Gas vervuild met lucht.
A. Geen gastoevoer naar het
smeltbad.
B. Klonters vuil op de toorts.
C. Snee in de gasslang.
D. Gasdoorgang vuil.
E. Gasventiel gesloten.
F. Toortsventiel gesloten.
G. Elektrode te klein voor
gebruikte stroom.
A. Ongeschikt beschermgas.
A. Wolfraam elektrode te
groot voor de lasstroom
A. Aardingsklem niet
aangesloten op het stuk, of
connectoren niet aangesloten
op de juiste polen.
B. Toortskabels uitgetrokken.
C. Verkeerde gastoevoer,
maak de fles leeg of sluit het
ventiel.
A. Wolfraam elektrode te
groot voor de lasstroom.
B. Wolfraam elektrode niet
geschikt voor het werk.
C. Te hoge gastoevoer.
D. Verkeerd gas gebruikt.
E. Slecht contact tussen de
aardingsklem en het lasstuk.
www.contimac.be
Oplossing
A. Verbind de elektrode met de
"-" pool.
A. Maak een nieuwe top.
B. Controleer de gasslang of
vervang de fles.
A. Controleer op verstoppingen
in de gasleidingen en
controleer de fles.
B. Reinig de toorts.
C. Vervang de gasslang.
D. Maak de gasvoeding los van
de toorts en verhoog de druk
om vuil weg te blazen.
E. Open.
F. Open.
G. Lagere lasstroom of vervang
de elektrode door een grotere.
A. Verhoog de gastoevoer of
controleer de gasleiding.
A. Kies de elektrode met de
juiste afmetingen. (Referentie
tabel 3).
A. Verbind de aardingsklem
met het lasstuk of sluit de
toortskabels en aarding aan op
de juiste connectoren.
B. Verbind de toortskabel met
de "-" pool.
C. Wijzig de gastoevoer,
vervang de fles op open het
ventiel.
A. Kies de elektrode met de
juiste afmetingen (Referentie
tabel 3).
B. Kies de juiste elektrode
(Referentie tabel 4).
C. Kies de juiste gastoevoer
voor het werk.
D. Kies het juiste gas
(Referentie tabel 6).
E. Zorg voor een goed contact
tussen de aardingsklem en het
lasstuk.
21