Installatie
LET OP
De volgende acties moeten worden uitgevoerd wanneer een afdichtring (O-ring) of
afdichting ontbreekt:
‣
De thermometer moet worden verwijderd.
‣
Het koppelings-/afdichtoppervlak van het schroefdraad en de O-ring moet worden
gereinigd.
‣
De afdichtingsring of afdichting moet worden vervangen.
‣
CIP moet na de installatie worden uitgevoerd.
Wees voorzichtig bij het uitvoeren van laswerkzaamheden aan de proceszijde In geval van
inlasaansluitingen:
1.
Gebruik geschikt lasmateriaal.
2.
Vlak gelast of gelast met lasradius ≥ 3,2 mm (0,13 in).
3.
Vermijd spleten, vouwen of gaten.
4.
Waarborg dat het oppervlak is gehoond en gepolijst, Ra ≤ 0,76 µm (30 µin).
Let op het volgende bij het installeren van de thermometer om de reinigbaarheid te
waarborgen:
1.
De geïnstalleerde sensor is geschikt voor CIP (cleaning in place). Her reinigen wordt in
combinatie met de leiding of tank uitgevoerd. In geval van interne tankelementen met
procesaansluitnozzles, is het van belang te waarborgen dat de reinigingsarmatuur direct
dit gebied besproeid zodat het goed wordt gereinigd.
2.
De Varivent®-koppelingen maken een vlakke montage mogelijk.
4.1.3
Algemene montage-instructies
Het instrument geeft diagnosemelding S825 wanneer een instrumenttemperatuur van
100 °C wordt bereikt vanwege ongewenste omstandigheden (hoge procestemperatuur,
hoge omgevingstemperatuur, elektronica dicht bij het proces). Het instrument geeft
diagnosemelding F001 of een foutstroom wanneer de instrumenttemperatuur 125 °C is
of hoger.
Omgevingstemperatuurbereik
T
a
Procestemperatuurbereik
De elektronica van de thermometer moet worden beschermd tegen temperaturen hoger dan
85 °C (185 °F) met een verlenghals van de passende lengte.
Instrumentuitvoering zonder elektronica (bestelcode 020, optie A)
Pt100 TF, basis, zonder
verlenghals
Pt100 TF, basis, met
verlenghals
12
–40 ... +85 °C (–40 ... +185 °F)
–50 ... +150 °C (–58 ... +302 °F)
–50 ... +150 °C (–58 ... +302 °F)
iTHERM CompactLine TM311
Endress+Hauser