SUPER QUIET functie
De SUPER QUIET functie start. De binnenunit blaast minder krachtig uit voor een stillere
werking.
- SUPER QUIET functie kan niet gebruikt worden tijdens DRY modus. (Dit geldt ook
wanneer DRY functie wordt geselecteerd tijdens AUTO mode functie).
- Tijdens de SUPER QUIET functie zal de verwarming- en koelingcapaciteit iets lager zijn.
Als de ruimte niet voldoende opwarmt/afkoelt tijdens de SUPER QUIET functie moet de
ventilatiesnelheid aangepast worden.
Werking stoppen
Druk de START/STOP toets in (fig.5 nr.35)
Het OPERATION controlelampje (rood) zal uitgaan.
Over de AUTO CHANGEOVER functie
AUTO:
- Wanneer de functie AUTO CHANGEOVER geselecteerd is, zal de ventilator ongeveer 1
min. met zeer lage snelheid draaien. Gedurende deze tijd zal het toestel de
ruimtecondities detecteren en de gepaste functie selecteren.
-> COOLING of DRY functie: wanneer het verschil in temperatuur tussen de
thermostaatinstelling en de eigenlijke kamertemperatuur meer dan 2°C is.
-> MONITOR functie: wanneer het verschil in temperatuur tussen de
thermostaatinstelling en de eigenlijke kamertemperatuur ±2°C is.
-> HEATING functie: wanneer het verschil in temperatuur tussen de
thermostaatinstelling en de eigenlijke kamertemperatuur minder dan 2°C is.
- Wanneer de kamertemperatuur de thermostaatinstelling nadert, begint de
airconditioner in MONITOR functie te werken. In deze modus draait de ventilator met
lage snelheid. Als de kamertemperatuur nadien verandert, zal de airconditioner opnieuw
de gepaste functie selecteren (verwarmen, koelen) om de temperatuur aan te passen
aan de thermostaatinstelling.
- Als de functie die door het toestel wordt geselecteerd niet naar wens is, kan een andere
functie geselecteerd worden (HEAT,COOL, DRY, FAN).
Over de werkingsmodus
HEATING:
- Wordt gebruikt om de ruimte te verwarmen.
- Wanneer de HEATING functie is geselecteerd, zal de airconditioner 3 tot 5 minuten met
zeer lage ventilatiesnelheid draaien, nadien wordt overgeschakeld naar de ingestelde
snelheid. Deze tijdspanne is voorzien om de binnenunit te laten opwarmen vooraleer op
volle kracht te kunnen werken.
- Wanneer de kamertemperatuur laag is kan er ijsvorming ontstaan op de buitenunit
waardoor de werking van het toestel zal verminderen. Om dit ijs te verwijderen, zal het
toestel automatisch regelmatig in ontdooifunctie gaan. Tijdens de AUTOMATIC
DEFROSTING functie zal het OPERATION controlelampje knipperen en zal de HEAT
functie onderbroken worden.
Tijdens HEATING functie:
Stel de thermostaat op een hogere temperatuur in dan de kamertemperatuur. De HEATING functie
zal niet werken wanneer de thermostaatinstelling lager is dan de kamertemperatuur.
8