2.2
Aansluitingen.
2.2.1. Watertoevoer aansluiting.
Sluit de waterleiding aan op de watertoevoeraansluiting van de unit. De watertoevoercapaciteit
moet minimaal gelijk zijn aan de maximale wateropbrengst van de unit.
De hogedrukunit dient gevoed te worden met schoon water van een goede kwaliteit. Kalk- of
ijzerhoudend water alsmede andere verontreinigingen kunnen ernstige schade aan de instal-
latie toebrengen.
Watertoevoeraansluiting
Watertoevoer temperatuur
Watertoevoerdruk
2.2.2. Hogedruk aansluiting.
De perszijde van de unit dient te worden aangesloten op het hogedruk
leidingsysteem of direct op het spuitgarnituur.
Persaansluiting
2.2.3. Elektrische aansluitingen.
De voedingskabel van de machine op het elektriciteitsnet dient volgens voorschrift van het
plaatselijke energiebedrijf te geschieden. Op het typeplaatje staat vermeld welke spanning en
frequentie.
De voorgeschreven spanning dient strikt in acht genomen te worden. Zorg voor een onbeschadigde,
voldoende zware elektrokabel, voorzien van een passende stekker met randaarde.
2.3
Bediening.
2.3.1. Controles voor het in bedrijf stellen.
Alvorens de installatie in bedrijf te stellen dient men de volgende punten te controleren:
*
Stand van de machine.
De machine moet zo goed mogelijk horizontaal staan tijdens gebruik.
*
Vervuiling van de filters in het lagedruk watertoevoergedeelte. Afhankelijk van de
waterkwaliteit is een periodieke filtercontrole c.q. reiniging vaak voldoende.
*
Correcte aansluiting van slangen, pistool en spuitlans.
:1/2".
: max. 50°C.
: 2,0 - max. 6,0 bar.
: M22 x 1,5 buitendraad.
14