Nalooptijd
Tab.4:
Drempelwaarden / nalooptijd
Drempelwaarden en nalooptijd invoeren
1. Selecteer het menu 'Drempelwaarden'.
–
Op het display verschijnt de ingestelde drempelwaarde 'CO
2. Stel de gewenste drempelwaarde in met de toeten 'OP/NEER'.
–
De instelling gebeurt in stappen van 10 ppm.
3. Bevestig de instelling met de toets 'OK'.
–
Het menu schakelt automatisch naar de volgende instelmogelijkheid 'Relatieve
luchtvochtigheid'.
–
Op het display verschijnt de ingestelde drempelwaarde 'rv'.
4. Stel de gewenste drempelwaarde in met de toeten 'OP/NEER'.
–
De instelling gebeurt in stappen van 1%.
5. Bevestig de instelling met de toets 'OK'.
–
Het menu schakelt automatisch naar de volgende instelmogelijkheid 'Nalooptijd'.
–
Op het display verschijnt de ingestelde waarde.
6. Stel de gewenste waarde in met de toeten 'OP/NEER'.
–
De instelling gebeurt in stappen van 10 seconden.
7. Bevestig de instelling met de toets 'OK'.
Bedieningshandleiding 2273-1-8822 / 2CKA002273B8822
Met deze tijd werkt bijvoorbeeld de ventilator langer, nadat de drempelwaarde
is overschreden.
Met het invoeren van een nalooptijd worden de drempelwaarden duidelijk
onderschreden en duurt het langer tot ze weer overschreden worden. Zo
wordt voorkomen dat de ventilator in korte intervallen steeds in- en
uitgeschakeld wordt.
De nalooptijd kan in het apparaat tussen 0:30 minuten en 30 minuten in
■
stappen van 10 seconden worden ingesteld.
Als de ingestelde drempelwaarde met 10 ppm of 1% bij rv wordt
■
onderschreden, begint de nalooptijd.
Tijdens de nalooptijd wordt het display niet meer rood verlicht.
■
Bediening
'.
2
│28