Faxfuncties
1
Druk op
(fax) >
Doorst. nr faxof Doorst. nr pc > Aan op het bedieningspaneel.
De optie Doorsturen is mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van
model of optionele onderdelen (zie "Verschillende functies" op pagina
11).
2
Selecteer Doorst. en afd. als u wilt dat het apparaat de fax afdrukt
nadat het deze heeft doorgestuurd.
3
Voer het ontvangende faxnummer in en druk op OK.
4
Voer de starttijd en de eindtijd in, en druk vervolgens op OK.
5
Druk op
(Stop/Clear) om terug te keren naar de gereedmodus.
Na elkaar verzonden faxen zullen doorgestuurd worden naar het
opgegeven faxapparaat.
(Menu) > Faxfunctie > Ontv. doorst. >
33
De ontvangstmodus wijzigen
1
Druk op
(faxen) >
Ontvangstmodus op het bedieningspaneel.
2
Selecteer de gewenste optie.
•Fax: hiermee wordt een inkomende faxoproep aangenomen en
wordt onmiddellijk overgeschakeld naar de faxontvangstmodus.
•Tel: Hiermee ontvangt u een fax door op
vervolgens op
(Start) te drukken
•Ant/Fax: wordt gebruikt als er een antwoordapparaat is
aangesloten op uw apparaat. Inkomende oproepen worden
beantwoord door het antwoordapparaat en de beller kan een
boodschap op het antwoordapparaat achterlaten. Als het
faxapparaat een faxtoon op de lijn opvangt, schakelt het
automatisch over naar faxmodus om de fax te ontvangen.
Sluit een antwoordapparaat aan op de EXT-uitgang aan de achterkant
van het apparaat om de Ant/Fax-modus te gebruiken.
(Menu) > Faxinstel. > Ontvangst >
(On Hook Dial) en
4. Speciale functies
269