1. Voor veilig gebruik
1. Gebruik nooit een motorzaag wanneer u vermoeid, ziek of geër-
2. Draag werkschoenen, nauw zittende kleding, veiligheidsbroek,
3. Wees bij het hanteren van brandstof altijd uiterst voorzichtig.
4. Bij het in acht nemen van alle bovenstaande voorzorgsmaatre-
5. Verwijder alles wat kan vonken of brand kan veroorzaken (d.w.z.
6. Bij het mengen van brandstof en het bedienen van de motorzaag
7. Sta bij het starten en het gebruik van de motorzaag niet toe, dat
8. Begin niet met zagen voordat u de werkplek volledig heeft vrijge-
9. Houd de motorzaag altijd met beide handen vast wanneer de
gerd of onder invloed van medicijnen die de aandacht kunnen
verslappen, of onder invloed van alcohol of verdovende midde-
len bent.
veiligheidshelm en gehoorbescherming. Gebruik een trillingsbe-
stendige handschoen.
Veeg eventueel gemorste brandstof weg en start de motorzaag
op tenminste 3 m afstand van de plek waar u brandstof heeft bij-
gevuld.
gelen kan toch het optreden van het witte vinger syndroom of het
carpaal tunnelsyndroom niet uitgesloten worden. Wanneer u de
zaag veelvuldig en langdurig gebruikt, dient u zorgvuldig de toe-
stand van uw handen en vingers te controleren.
niet roken, open vuur vermijden en geen werk uitvoeren waarbij
vonken kunnen ontstaan) op plaatsen waar brandstof wordt ge-
mengd, bijgevuld of bewaard.
mag niet gerookt worden.
andere personen zich in de buurt van de motorzaag bevinden.
Houd omstanders en dieren buiten de werkplek. Kinderen, huis-
dieren en omstanders moeten zich bij het starten en tijdens het
gebruik van de motorzaag op een afstand van tenminste 10 m
bevinden.
maakt, een stevige standplaats heeft gevonden en u er zeker
van bent dat u goede uitwijkmogelijkheden van de omvallende
boom heeft.
motor loopt. Omvat de handgrepen van de motorzaag met de
duim en vingers van uw hand.
6