2. Configureer de instellingen.
• Wi-Fi Direct inschakelen: hiermee kan de printer zijn eigen Wi-
Fi Direct-netwerk rondzenden.
• Wi-Fi Direct-naam: hiermee kunt u een naam toewijzen aan
het Wi-Fi Direct-netwerk.
• Wi-Fi Direct-wachtwoord: hiermee kunt u de toegangscode
ten behoeve van de draadloze beveiliging toewijzen bij
gebruik van de peer-to-peerverbinding.
• Wachtwoord tonen op instellingenpagina: hiermee wordt het
wachtwoord weergeven op de pagina met
netwerkinstellingen.
• Drukknopverzoeken automatisch accepteren: hiermee
accepteert de printer automatisch verbindingsverzoeken.
Opmerking:
Het automatisch accepteren van
drukknopverzoeken is niet beveiligd.
• De toegangscode van het Wi-Fi Direct-netwerk is standaard
verborgen op het printerdisplay. Als u de toegangscode wilt
laten weergegeven, schakelt u het weergavepictogram voor de
toegangscode in. Ga op het bedieningspaneel naar
Instellingen > Beveiliging > Diversen > Weergave van
toegangscode/pincode inschakelen.
• Als u de toegangscode van het Wi-Fi Direct-netwerk wilt
weten als deze niet wordt weergegeven op het printerdisplay,
gaat u op het bedieningspaneel naar Instellingen >
Rapporten > Netwerk > Pagina Netwerkinstellingen.
E E e e n n m m o o b b i i e e l l a a p p p p a a r r a a a a t t v v e e r r b b i i n n d d e e n n m m e e t t d d e e
p p r r i i n n t t e e r r
Voordat u het mobiele apparaat verbindt, moet u ervoor zorgen dat
Wi-Fi Direct is geconfigureerd. Voor meer informatie raadpleegt u
Fi Direct
configureren.
V V e e r r b b i i n n d d i i n n g g m m a a k k e e n n v v i i a a W W i i - - F F i i D D i i r r e e c c t t
Opmerking:
Deze instructies zijn alleen van toepassing op
Android-apparaten.
1. Ga op het mobiele apparaat naar het instellingenmenu.
2. Schakel Wi-Fi in en selecteer Wi-Fi Direct.
3. Selecteer de naam van de Wi-Fi Direct-printer.
4. Bevestig de verbinding op het bedieningspaneel van de printer.
V V e e r r b b i i n n d d i i n n g g m m a a k k e e n n v v i i a a W W i i - - F F i i
1. Ga op het mobiele apparaat naar het instellingenmenu.
2. Selecteer Wi-Fi en selecteer vervolgens de Wi-Fi Direct-naam van
de printer.
Opmerking:
De tekenreeks DIRECT-xy (waarbij x en y twee
willekeurige tekens zijn) wordt toegevoegd vóór de Wi-Fi
Direct-naam.
3. Voer de toegangscode van Wi-Fi Direct in.
D D e e p p r r i i n n t t e e r r a a a a n n s s l l u u i i t t e e n n o o p p e e e e n n W W i i - - F F i i - - n n e e t t w w e e r r k k
Opmerking:
Deze functie is alleen beschikbaar op sommige
printermodellen.
Controleer het volgende voor u begint:
• Actieve adapter is ingesteld op Automatisch. Ga op het
bedieningspaneel naar Instellingen > Netwerk/poorten >
Netwerkoverzicht > Actieve adapter.
Voor printermodellen zonder aanraakscherm drukt u op OK door
de instellingen te navigeren.
• De Ethernetkabel is niet op de printer aangesloten.
D D e e w w i i z z a a r r d d D D r r a a a a d d l l o o z z e e i i n n s s t t e e l l l l i i n n g g e e n n o o p p d d e e p p r r i i n n t t e e r r
g g e e b b r r u u i i k k e e n n
• Deze instructies zijn alleen van toepassing op sommige
printermodellen.
• Voordat u de wizard gebruikt, moet u ervoor zorgen dat de
firmware van de printer is bijgewerkt.
1. Op het startscherm selecteert u het pictogram Wi-Fi en selecteert
u vervolgens Nu instellen.
2. Selecteer een Wi-Fi-netwerk en typ vervolgens het
Wi-
netwerkwachtwoord.
3. Selecteer Gereed.
H H e e t t b b e e d d i i e e n n i i n n g g s s p p a a n n e e e e l l v v a a n n d d e e p p r r i i n n t t e e r r g g e e b b r r u u i i k k e e n n
1. Ga op het bedieningspaneel naar Instellingen > Netwerk/
poorten > Draadloos > Instellen op het bedieningspaneel van
de printer.
Voor printermodellen zonder aanraakscherm drukt u op OK door
de instellingen te navigeren.
2. Selecteer een Wi-Fi-netwerk en typ vervolgens het
netwerkwachtwoord.
Voor Wi-Fi-netwerkklare printermodellen verschijnt tijdens de
eerste installatie een vraagvenster voor het instellen van het Wi-
Fi-netwerk.
Papierstoringen verhelpen
P P a a p p i i e e r r s s t t o o r r i i n n g g e e n n v v o o o o r r k k o o m m e e n n
P P a a p p i i e e r r c c o o r r r r e e c c t t p p l l a a a a t t s s e e n n
• Zorg dat het papier vlak in de lade is geplaatst.
Papier is correct geplaatst
• Plaats of verwijder geen laden terwijl de printer bezig is met
afdrukken.
• Plaats niet te veel papier in de printer. Zorg dat de stapel niet
boven de aanduiding voor de maximale hoeveelheid uitkomt.
• Schuif geen papier in de lade. Plaats het papier zoals in de
afbeelding is aangegeven.
5
Papier is niet correct
geplaatst