De instellingen van een patch bewerken
(Geheugenbewerkingsmodus)
MEMO
Zodra u zich in de geheugenbewerkingsmodus bevindt,
kunt u niet meer wisselen tussen de geheugenmodus en de
handmatige modus.
Bovendien schakelt u elke effectenloop in of uit met behulp van
de nummerschakelaars [1]–[5].
Basisbewerkingen
1.
Roep de patch op die u wilt bewerken.
2.
Druk op de [EDIT]-knop.
3.
Gebruik de [K] [J]-knoppen om "Patch" of "CTL/EXP" te
selecteren en druk op de [ENTER]-knop.
(Voorbeeld)
Loop On/Off
[ENTER]
4.
Gebruik de [K] [J]-knoppen om een parameter te
selecteren en druk vervolgens op de [ENTER]-knop.
(Voorbeeld)
Input Buffer
ON _
5.
Gebruik de [K] [J]-knoppen om de cursor te verplaatsen
en gebruik de [–] [+]-knoppen om de waarde ervan op te
geven.
6.
Om de bewerkte instellingen op te slaan, schrijft u de
patch.
Als u wilt annuleren zonder op te slaan, drukt u meermaals op de
[DISPLAY/EXIT]-knop.
Lijst met parameters
Patch
Parameter
Waarde/Uitleg
Patchnaam
Maximaal 12 tekens
U kunt elke effectenloop in- of uitschakelen. Als deze is
ingeschakeld, wordt een " "-pictogram weergegeven.
* U kunt deze ook in- en uitschakelen door op de
nummerschakelaars [1]–[8] te drukken.
Loop On/Off
5 4 3 2 1
U kunt de volgende instellingen maken. Voor meer informatie over
de bediening raadpleegt u "De effectenloopinstellingen wijzigen"
(p. 8).
5 Aansluitingsvolgorde van elke effectenloop
5 Parallelle verbindingsinstellingen
5 Carryover-instelling
Loop Structure
Carryover
* Afhankelijk van de instellingen zijn er gevallen waarbij een
parallelle verbinding niet mogelijk is of waarbij Carryover niet
werkt.
O-5-4-2-1-I
3 _
Geef de controlesignalen op die worden verzonden via de EXT CTL
CTL 1/2, 3/4-aansluitingen wanneer u schakelt tussen patches.
De beschikbare controlesignalen zijn afhankelijk van de Play
Option/C1–4-instelling (p. 12).
Voor LAT
OFF
Verzendt "uit"
ON
Verzendt "aan"
Voor PLS, INV
Verzendt een korte (100 ms) puls bij het wisselen
OFF
tussen "uit" en "aan".
C1–4
* Als het display van de ES-5 verschilt van de status
ON
van de aangesloten apparatuur, verandert u de
status van de aangesloten apparatuur.
Voor TP2–4
OFF
Verzendt niets
Verzendt het tempo op het interval van de
opgegeven nootwaarde volgens de Master BPM-
ª–˜
waarde
* Afhankelijk van de Master BPM-instelling zijn er
gevallen waarbij dit niet kan worden verzonden.
20–500
Verzendt het opgegeven tempo (¸=)
Schakelt de invoerbuffer in en uit.
Input Buffer
ON, OFF
Schakelt de mixer in en uit.
Als u een loop in parallel aansluit of de Carryover-functie gebruikt,
Mixer Sw
wordt de mixer automatisch ingeschakeld.
ON, OFF
Dit is het uitvoerniveau van de mixer. Dit is alleen beschikbaar als
Mixer Sw op ON staat.
* Als Mixer Sw op ON staat, wordt het signaal uitgestuurd via de
operationele versterker van de ES-5.
Mixer Gain
* Als Input Buffer is uitgeschakeld en alle effectenloops zijn
uitgeschakeld, wordt het volume mogelijk verlaagd wanneer
Mixer Sw wordt ingeschakeld.
-12 dB, -9 dB, -6 dB, -3 dB, 0 dB, +3 dB, +6 dB
Geeft de BPM van de patch op.
Master BPM
20–500
Een patch maken
9