Afb. 3:
Transport van het toestel op
TeileId
een palet met de vorkheftruck.
12
5.
Transport en opslag
Transport en opslag mogen uitsluitend gebeuren door vakpersoneel met inachtneming van de montage
-en gebruikshandleiding en de geldige voorschriften.
De volgende punten moeten in acht worden genomen en nageleefd:
De levering volgens de afleverbon moet nagekeken worden op juistheid, volledigheid en beschadi-
•
gingen. Laat ontbrekende hoeveelheden of beschadigingen tijdens het transport schriftelijk door de
transporteur bevestigen. Bij niet nakoming vervalt de aansprakelijkheid.
Gewicht zie techn. specificaties.
•
Het transport moet worden uitgevoerd met geschikte hefapparatuur in de originele verpakking of met
•
de hiervoor bestemde transportapparaten.
Bij het transport met een vorkheftruck moet erop gelet worden dat het toestel met het grondprofiel
•
resp. grondkader op de vorken van de heftruck resp. op een pallet volledig neergelegd wordt en dat
het zwaartepunt van het toestel tussen de vorken ligt (zie afb. 3).
De bestuurder moet voor het besturen van de vorkheftruck bevoegd zijn.
•
Loop niet onder een zwevende last door.
•
Pak het apparaat nooit bij de handgrepen van deuren of deksels en andere aanbouwdelen vast om
Idx
•
het te verplaatsen of transporteren!
Vermijd beschadiging en vervorming van de behuizing.
•
De opslag moet droog en weerbestendig in de originele verpakking gebeuren. Open pallets moeten
•
worden afgedekt met dekzeilen. Ook weerbestendige modules moeten worden afgedekt, omdat
hun weerbestendigheid pas na volledige montage gegarandeerd kan worden. Mocht er vocht in de
originele verpakking zijn binnengedrongen, moet dit direct worden verwijderd.
Opslagtemperatuur tussen +5°C en +40°C. Vermijd sterke temperatuurschommelingen.
•
Bij langdurige opslag (meer dan een jaar) moet de soepele bediening van de schoepenwielen en de
•
ventielen met de hand worden gecontroleerd.
6.
Opstelling en montage
Montagewerkzaamheden mogen uitsluitend worden uitgevoerd door vaklieden, met inachtneming van de
montage- en gebruikshandleiding en de geldende voorschriften en normen.
De volgende punten moeten in acht worden genomen en nageleefd:
Het fundament moet egaal en genivelleerd zijn. Het mag in geen enkel opzicht niveauverschillen of
•
oneffenheden vertonen.
Geschikte fundamenten zijn: een volledige betonfundering, strokenfundering of een constructie van
•
stalen liggers. Let er bij strokenfundering en fundering met stalen liggers op dat de toestellen met het
grondprofiel (resp. grondkader) exact op de liggers worden geplaatst. Constructies met stalen liggers
moeten een aan de grootte van het toestel aangepaste stijfheid hebben.
Hang het apparaat op met behulp van een waterpas en lijn hem uit. Alleen bij een waterpas gemon-
•
teerd toestel kan een foutloze condensafvoer gegarandeerd worden.
Gebruik uitsluitend geschikte montagehulpmiddelen die beantwoorden aan de voorschriften.
•
Het apparaat moet voor onderhoud en reiniging gemakkelijk te demonteren en goed toegankelijk zijn.
•
Het toestel mag uitsluitend met goedgekeurde en daarvoor geschikte bevestigingsmiddelen aan alle
•
bevestigingspunten worden gemonteerd.
Zet het toestel bij het inbouwen niet vast.
•
Het toestel moet op een passende manier worden geborgen.
•
Behalve voor het vastzetten van het apparaat op de aangegeven posities, mogen er geen schroef- of
•
boorgaten in de behuizing worden gemaakt.
Het gewicht van het kanaalsysteem mag niet rusten op de behuizing.
•
Voor de contactgeluidontkoppeling wordt aanbevolen het apparaat aan het kanaalsysteem te beve-
•
stigen m.b.v. elastische moffen of verbindingsmanchetten. Bij vloer- of plafondmontage moeten de
apparaten met contactgeluidisolatie worden gemonteerd.
Er dient op te worden gelet dat het aanzuigkanaal direct is aangesloten op de aanzuiglucht.
•
N.B.: Aftakkingen in het aanzuigkanaal, bijvoorbeeld naar andere ventilatietoestellen, kunnen
bij te kleine kalibratie leiden tot onderdruk in het kanaal en daardoor tot storing in het toestel!
Het drukverlies in het buis- resp. kanaalsysteem mag het prestatievermogen van het toestel niet over-
•
stijgen! Het drukverlies in het kanaal mag niet meer zijn dan 2/3 van de maximale druk van het toestel
om nog een voldoende ventilatievermogen te kunnen bereiken. Hierdoor kan een storing worden
vermeden. Drukverliezen in het kanaal resp. kanaalsysteem worden nadelig beïnvloed door: lengte
van het kanaalsysteem, kleine buis- resp. kanaaldoorsnede, hoekstukken, extra filters, kleppen etc.
Tel. +49 7930 9211-0
Tél. +32 56 36 21 20
Fax. +49 7930 9211-150
Fax. +32 56 36 21 21
Nederlands