5
x
Inbedrijfstelling en buitenbedrijfstelling
5
Inbedrijfstelling en buitenbedrijfstelling
5.1 Inbedrijfstelling
De handleidingen voor de hydraulische systeemkoppeling, de in-
bedrijfstelling, de bediening van de regelaar, alsmede het ver-
helpen van fouten en storingen zijn opgenomen in de installatie-
en onderhoudshandleiding van de boilers, de regeling van het
zonne-energiesysteem onder druk DSR1 en het drukstation
EKSRDS2A.
WAARSCHUWING!
De zonne-energie-installatie kan pas in bedrijf
worden gesteld, nadat alle hydraulische en
elektrische aansluitingen in orde zijn gemaakt.
Een ondeskundige inbedrijfstelling heeft een
nadelig invloed op de werking en kan tot schade
aan de complete installatie leiden. De installatie
en inbedrijfstelling mag alleen worden uitge-
voerd door verwarmingsmonteurs die door
DAIKIN geautoriseerd en opgeleid zijn.
Voor de inbedrijfstelling moet de weerstand van
de randaarde en de juiste aansluiting gecontro-
leerd worden.
De volgende punten moeten bij de eerste inbedrijfstelling uitge-
voerd worden als alle componenten geïnstalleerd zijn:
1. Noodzakelijke voordruk voor het membraanexpansievat in
drukloze hoedanigheid vaststellen, controleren en instellen
(zie tab. 5-1 Voordruk MAG)
2. Installatie conform de gebruikshandleiding van het DAIKIN
EKSRDS2A zonne-energiesysteem onder druk met zonne-
CORACON
energievloeistof
aansluitingen correct gemonteerd zijn moet de druk bij het
eerste vullen 5 bar zijn. De maximum installatiedruk p
niet te boven worden gegaan (zie tab. 5-1 maximale
installatiedruk).
3. Installatie ontluchten (gebruikshandleidingen van het zonne-
energiesysteem DAIKIN EKSRDS2A).
4. Alle aansluitings- en verbindingspunten van het zonner-
energiecircuit op dichtheid controleren.
5. Vervolgens de installatiedruk conform tab. 5-1 bepalen en
instellen.
Voordruk
Installatie-
MAG
druk
p
= 0,1 x h
p
= p
+
v
stat
0
v
+ 0,5 bar
0,3 bar
p
Maximaal toegestane installatiedruk (warm) in bar
e
p
Reactiedruk van de veiligheidsklep = 6 bar
sv
p
Voordruk MAG in bar (
v
p
Installatievuldruk (koud) in bar
0
h
Statische hoogte in m tussen midden MAG en het hoogste instal-
stat
latiepunt
Tab. 5-1 Bepaling van de drukken voor de inbedrijfstelling
Plannings- en installatiehandleiding
24
vullen. Om na te gaan of de
e
Maximale
Installatie-
installatie-
vuldruk
druk
p
≤ 0,9 x p
5 bar
e
sv
(5,4 bar)
ten minste 1,2 bar)
WAARSCHUWING!
Verbrandingsgevaar door hete zonne-energie-
vloeistof en vrijkomende stoom.
● Collectorcircuit alleen met afgedekte collec-
toren vullen.
5.2 Buiten bedrijf stellen
5.2.1 Tijdelijke bedrijfsonderbreking
LET OP!
Een buiten bedrijf gestelde verwarminginstal-
latie kan bij vorst bevriezen en beschadigt
raken.
● Een buiten bedrijf gesteld verwarmingssy-
steem moet bij vorstgevaar geleegd worden
(geldt niet voor het vorstbeschermde zonne-
energiecircuit).
LET OP!
Pompen die gedurende een langere periode
uitgeschakeld waren kunnen vastzitten.
Bij tijdelijk uitgeschakelde zonne-energie-instal-
laties is ook de beschermingsfunctie tegen
mag
vastzittende pompen (pompknikfunctie)
gedeactiveerd.
● Controleer de pompfunctie bij het opnieuw in
bedrijf stellen. Vastzittende pompen kunnen
meestal met de hand weer soepel gemaakt
worden.
Door de stekker van de voeding te scheiden kan de DAIKIN
zonne-energie-installatie tijdelijk buiten bedrijf gesteld worden.
Bij vorstgevaar moet:
– de DAIKIN zonne-energie-installatie weer in bedrijf wor-
den gesteld
of
– de nodige vorstbeveiligingsmaatregelen genomen wor-
den voor de aangesloten CV-installatie en de warmwater-
boiler (bijv. ledigen).
EKSV21P + EKSV26P + EKSH26P
DAIKIN Solar P-SYS
008.1629532_01 – 12/2016