Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Verbindingsleiding Leggen - Daikin EKSV21P Installatiehandleiding

Verberg thumbnails Zie ook voor EKSV21P:
Inhoudsopgave

Advertenties

4
x
Montage

4.3 Verbindingsleiding leggen

De verbindingsleiding tussen zonne-energie-collectorveld en
boiler moet met drukbestendige metalen buizen (CON 15P16 /
CON 15P20 of Cu Ø 22 mm) worden uitgevoerd. Het gebruik van
plastic buizen is niet toegestaan.
● Prefab verbindingsleidingen (aanvoer- en retourleiding) met
geïntegreerde sensorkabel (zie hoofdst. 3) tussen de
geplande installatieplaats van het collectorveld aan de
binnenkant van het dak en de opstellingsplaats van de
warmwaterboiler leggen en bevestigen.
– Let op voldoende lengte tussen de aansluiting van de boi-
ler en de platte collectoren.
– Maximaal mogelijke totale leidinglengte (zie tab. 4-2) mag
niet worden overschreden.
Als de verbindingsleidingen CON 15P16 resp.
CON 15P20 niet lang genoeg zijn, adviseert DAIKIN de
verlenging van soortgelijke verbindingsleidingen met de
leidingverbinders van het zonne-energiesysteem onder
druk CON XP (zie hoofdst. 3.3.1).
Wanneer grotere afstanden moeten worden
overbrugd, moeten de afmetingen van de ver-
bindingsleiding worden berekend.
Neem contact op met de DAIKIN-service.
– De aanvoerverbindingsleiding moet boven en de retour-
verbindingsleiding moet onder op de collector worden
aangesloten (zie afb. 4-1 t/m afb. 4-3 en afb. 4-5).
Maximaal mogelijke totale lengte van de
Aantal collectoren
2
3
4
5
Tab. 4-2 Maximale lengtes van de DAIKIN-verbindingsleidingen
Aanwijzingen voor de dakdoorvoer van de
verbindingsleiding
LET OP!
Lekken in het dampscherm kunnen schade aan
de constructie veroorzaken.
● Isoleer het dampscherm ter hoogte van de
doorvoeren voor verbindingsleidingen en
kabels langs de binnenzijde.
Voer de volgende stappen uit:
1. De dakdoorvoerpunten moeten zo dicht mogelijk onder de
aansluitpunten van de collectoren vastgelegd worden. Let er
hierbij op dat er een effectieve afdichting van het uitwendige
dakoppervlak gegarandeerd kan worden.
2. De verbindingsleiding tot aan de dakdoorvoer verleggen en
bevestigen (bijv. met zadelklemmen).
De verbindingskabel voor de collectortemperatuur-
sensor is samen met de aanvoerverbindingsleiding
in de warmte-isolatieslang getrokken.
Plannings- en installatiehandleiding
18
leidingen met CON 15...
P16
P20
25 m
25 m
25 m
25 m
25 m
25 m
Bij montage op platte daken:
DAIKIN adviseert om bij een wisselzijdige aan-
sluiting van het collectorveld voor de dakdoorvoer
van aanvoer- en retourleiding twee gescheiden doorvoeren
voor een plat dak te installeren.
Bij 3 en meer collectoten moet het collectorveld wisselzijdig
worden aangesloten. De hiervoor noodzakelijke dak-
doorvoer CON FE is met afdichtsluitingen voor de kabel-
schroefverbindingen uitgevoerd. Die moeten passend bij de
montagemanier verwijderd worden.
3. De warmte-isolatie van het dak onder de dakdoorvoer af- of
opensnijden zodat de verbindingsleiding naar de dakdoor-
voer gelegd kan worden.
4. Voer de verbindingsleidingen op de geplande plaatsen door
de dakbedekking. Om een ononderbroken isolatie te garan-
deren (ook in het dak) moet de isolatie op de verbindingspun-
ten afgedicht worden (bijv. met plakband).
5. Bij montage op het dak:
Voor de dakdoorvoer bij systemen op het dak adviseert DAI-
KIN om de aansluitbuizen via de ventilatiestenen naar het
inwendige van het dak te leggen.
Verbindingsleiding door ventilatiesteen leiden. Daarbij erop
letten de warmte-isolatieslangen niet te beschadigen.
Indien er geen geschikt ventilatie-elementen voor de aanwe-
zige dakbedekking aanwezig zijn moet er een dakdekker
geraadpleegd worden om een duurzaam dichte dakdoorvoer
van de verbindingsleiding te kunnen garanderen.
Bij montage op platte daken:
a) Snijd de isolatie van de verbindingsleidingen zo weg dat u
de verbindingsleidingen door de desbetreffende dakdoor-
voer kunt voeren.
[a]
Afb. 4-4
Stap 5a en 5b
b) Aanvoer- (boven aan de platte collector / Solar) en retour-
leiding (onder aan de platte collector) door de passende
schroefverbinding van de betreffende dakdoorvoer trek-
ken. Schuif vervolgens de equipotentiaalverbinding of de
kabel van de collectortemperatuursensor van binnenuit
door de M16 schroefverbinding.
c) De doorvoer voor het platte dak moet deskundig in de
dakbedekking afgedicht worden (bijv. met lasbanen).
Gebruik hiervoor indien nodig een dakpan.
Afhankelijk van de aansluiting moeten de niet gebruikte
kabelschroefverbindingen in de doorvoeren van het platte
dak met de passende afdichtingssluitingen afgedicht wor-
den.
d) Kabelschroefverbindingen in de dakdoorvoeren (voor
aansluitleidingen en kabels) vastdraaien.
[b]
EKSV21P + EKSV26P + EKSH26P
DAIKIN Solar P-SYS
008.1629532_01 – 12/2016

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Eksv26pEksh26p

Inhoudsopgave