Basisfuncties
•
: de functie voor extra stabiliteit in- of uitschakelen om een video te stabiliseren.
•
: een framesnelheid selecteren.
•
: een hoogte-breedteverhouding voor video's selecteren.
•
: een resolutie voor video's selecteren.
•
: een filter- of beauty-effect toepassen.
•
: een meetmethode selecteren. Hiermee wordt bepaald hoe de lichtwaarden worden berekend.
Centrumgerichte meting gebruikt het licht in het middelste gedeelte van de opname om de belichting
van de opname te berekenen.
midden van de opname om de belichting van de opname te berekenen.
volledige scène in op gemiddeld.
•
: de kleurtint aanpassen.
•
: een afbeelding weergeven of verbergen om de lichtverspreiding in de video te controleren.
•
: in de stand VOEDSEL scherpstellen op een onderwerp binnen het ronde kader en het beeld buiten
het kader wazig maken.
•
: in de stand VOEDSEL de kleurtint aanpassen.
•
: de bewegingsdetectiefunctie bij het opnemen van super slow-mo video's in- of uitschakelen.
•
: pas de opnameopties aanpassen bij het maken van een enkele opname.
De beschikbare opties kunnen verschillen, afhankelijk van het model of de fotostand.
Fotostand
De camera past de opnameopties automatisch aan op basis van de omgeving om eenvoudig foto's te maken.
Tik op FOTO in de lijst met fotostanden en tik op
Spotmeting gebruikt het licht op een geconcentreerd gebied in het
om een foto te maken.
32
Matrixmeting stelt de