(Laag/Gas)
(Hoog/Vloeistof) manometer
manometer
3
Handgreep
Vacuümpomp
SLUIT DE KABEL AAN OP DE
4
TANKUNIT
WAARSCHUWING
Deze sectie is alleen bedoeld voor bevoegde en erkende
elektriciens. Werkzaamheden achter de met schroeven bevestigde
afdekplaat van het regelpaneel 3 mogen alleen worden uitgevoerd
onder supervisie van een erkende aannemer, installateur of monteur.
Bevestiging van stroomvoorzieningskabel en aansluitkabel
1. De aansluitkabel tussen de tankunit en de buitenunit moet een
goedgekeurde fl exibele kabel zijn met een polychloropreen
mantel, type 60245 IEC 57 of een zwaardere kabel. Zie de tabel
hieronder voor de eisen aan de kabelafmetingen.
Model
Tankunit
Buitenunit
UD03HE5-1 / UD05HE5-1
ADC0309H3E5
UD07HE5-1 / UD09HE5-1
•
Let er op dat de kleur van de draden van de buitenunit en de
nummers van de aansluitingen overeenkomen met die van
de tankunit.
•
Ten behoeve van de elektrische veiligheid moet, zoals
aangegeven in de afbeelding, de aardedraad langer zijn dan
de andere draden voor het geval dat de draad losraakt van de
bedradingsklem.
2. Er moet een zekering aangesloten worden op de voedingskabel.
•
De zekering (stroomonderbreker) moet een minimum
contactopening van 3,0 mm hebben.
•
Sluit de goedgekeurde voedingskabels 1 en 2 met
polychloropreen mantel, met type 60245 IEC 57, of een
zwaardere kabel aan op het aansluitblok en het andere einde
van de kabel op de zekering (stroomonderbreker). Zie de tabel
hieronder voor de eisen aan de kabelafmetingen.
Model
Voe-
dings-
Tankunit
Buitenunit
kabel
1
UD03HE5-1 /
UD05HE5-1
2
ADC0309H3E5
1
UD07HE5-1 /
UD09HE5-1
2
3. Om te voorkomen dat de kabel beschadigd wordt door scherpe
randen, moet de kabel door een invoerbus geleid worden (die zich
onderin het regelpaneel bevindt) voordat deze op het aansluitblok
wordt aangesloten. De bus moet gebruikt worden en mag niet
verwijderd worden.
Aansluitingen op de buitenunit
Kleur van de draden (Aansluitkabels)
Aansluitingen op de tankunit
L
N
(Voedingskabel)
Aansluitingen op de
L
N
zekeringen vanaf de
stroomvoorziening
Stroomvoorziening 1 Stroomvoorziening 2
(Stroomonderbreker)
2
2
Voorbeeldafbeelding van de opstelling
voor lekdetectie van koelmiddel.
Afmetingen
aansluitkabel
4 x 1,5 mm
4 x 2,5 mm
Kabelafme-
Zekerin-
Aanbevolen
tingen
gen
aardlekautomaat
3 x 1,5 mm
2
15/16 A 30 mA, 2P, type A
3 x 1,5 mm
2
15/16 A 30 mA, 2P, type AC
2
3 x 2,5 mm
25 A
30 mA, 2P, type A
2
3 x 1,5 mm
15/16 A 30 mA, 2P, type AC
1
2
3
L
N
1
2
3
1
1
Tankunit/buitenunit
L
N
1
1
aansluiting
Aansluitkabels
Aansluitschroef
M4
M5
*1 - De aarddraad moet, om veiligheidsredenen, langer zijn dan de andere kabels.
EISEN VOOR HET STRIPPEN EN AANSLUITEN VAN DRADEN
Draad strippen
Geen losse draad
bij het insteken
Draad volledig
ingestoken
ACCEPTEREN
2
AANSLUITINGSEISEN
2
Voor tankunit met UD03HE5-1/UD05HE5-1
•
Stroomvoorziening 1 van de apparatuur voldoet aan
IEC/EN 61000-3-2.
•
Stroomvoorziening 1 van de apparatuur voldoet aan
IEC/EN 61000-3-3 en kan op het elektriciteitsnetwerk worden
aangesloten.
•
Stroomvoorziening 2 van de apparatuur voldoet aan
IEC/EN 61000-3-2.
•
Stroomvoorziening 2 van de apparatuur voldoet aan
IEC/EN 61000-3-11 en moet worden aangesloten op een
geschikt elektriciteitsnetwerk, met een maximaal toegestane
systeemimpedantie Z
Overleg met de energieleverancier en zorg ervoor dat
stroomvoorziening 2 alleen wordt aangesloten op een voeding
met die impedantie of minder.
Voor tankunit met UD07HE5-1/UD09HE5-1
•
Stroomvoorziening 1 van de apparatuur voldoet aan
IEC61000-3-12 als de kortsluitstroom S
400,00 kW op het interface-punt tussen de installatie van de
gebruiker en het openbare net. Het is de verantwoordelijkheid
van de installateur of van de gebruiker van de apparatuur, zo
nodig te overleggen met de beheerder van het distributienetwerk
en te controleren dat de apparatuur alleen is aangesloten op een
voeding met kortsluitstroom S
•
Stroomvoorziening 1 van de apparatuur voldoet aan
IEC/EN 61000-3-11 en moet worden aangesloten op een
geschikt elektriciteitsnetwerk met een normale stroomcapaciteit
van
100A per fase. Overleg met de energieleverancier en zorg
ervoor dat de normale stroomcapaciteit op het interface-punt
voldoende is voor de installatie van de apparatuur.
•
Stroomvoorziening 2 van de apparatuur voldoet aan
IEC/EN 61000-3-2.
•
Stroomvoorziening 2 van de apparatuur voldoet aan
IEC/EN 61000-3-11 en moet worden aangesloten op een
geschikt elektriciteitsnetwerk, met een maximaal toegestane
systeemimpedantie Z
Overleg met de energieleverancier en zorg ervoor dat
stroomvoorziening 2 alleen wordt aangesloten op een voeding
met die impedantie of minder.
Aardlekautomaat/
aardlekschakelaar
Aansluitblok
*1
Bedradingsklem
Invoerbus
Voedingskabel
Aaandraaimoment cN•m {kgf•cm}
157~196 {16~20}
196~245 {20~25)
Aansluitklemmen
aansluiting binnen-/
buitenunit
5 mm of meer
(ruimte tussen draden)
Draad te ver
Draad niet geheel
ingestoken
ingestoken
VERBODEN
VERBODEN
= 0,445 ohm ( ) op de interface.
max
groter of gelijk is aan
sc
groter of gelijk aan 400,00 kW.
sc
= 0,445 ohm ( ) op de interface.
max
*1
7