4
UC-oppervlaktebesturingssoftware
4.1 UC Surface-startvenster
4.1
UC Surface-startvenster
4.2 ADAT-ingangen
MIDI-besturing
4.3
Proeffrequentie. Wijzigt de bemonsteringssnelheid.
U kunt de bemonsteringsfrequentie instellen op 44,1, 48, 88,2, 96, 176,4 of 192 kHz. Een hogere
bemonsteringsfrequentie verhoogt de betrouwbaarheid van de opname, maar vergroot ook de
bestandsgrootte en de hoeveelheid systeembronnen die nodig zijn om de audio te verwerken.
Klokbron. Stelt de digitale klokbron in.
Vanuit dit menu kunt u de klokbron voor uw Quantum 2626-interface instellen:
Intern, Externe S/PDIF of Externe ADAT.
Let op: alleen ADAT 1 kan worden gebruikt als klokbroningang voor uw Quantum 2626.
Wanneer een DigiMax DP88 is aangesloten op de ADAT-ingang en -uitgang van uw Quantum-
interface, krijgt u ADAT-bedieningselementen te zien, waarmee u de voorversterkers en
fantoomvoeding van uw DigiMax DP88 op afstand kunt bedienen.
Zoals eerder vermeld, kunnen de voorversterkers op uw Quantum-serie-
interface worden bestuurd via MIDI via Thunderbolt. Deze functie kan worden in- en
uitgeschakeld vanaf UC Surface.
De voorversterkerfuncties op uw interface uit de Quantum-serie kunnen worden bestuurd via MIDI
vanuit uw DAW-applicatie, een externe MIDI-controller, beide, of geen van beide.
Selecteer 'Internal MIDI Only' als u alleen wilt dat uw DAW MIDI-informatie verzendt en ontvangt van
en naar de voorversterkerregelaars. Selecteer 'External MIDI Only' als u uw voorversterkerfuncties wilt bedienen
vanaf een MIDI-apparaat dat is aangesloten op de MIDI-aansluitingen aan de achterkant van uw Quantum-
serie interface. Selecteer 'Ingeschakeld' om beide te gebruiken. Selecteer 'Disabled' als u alleen lokale
bediening van uw voorversterkers wilt.
Opmerking: Zelfs als MIDI-besturing is uitgeschakeld, kunt u nog steeds uw voorversterkerfuncties
bedienen vanaf UC Surface en Studio One.
Zie paragraaf 3.3 voor de MIDI-toewijzingen van de Quantum 2626 voorversterker.
Kwantum 2626
Gebruikershandleiding
12