30
nl | Configuratie
Sensorwaarden weergeven...
Klik op deze optie om de parameters van de camera, zoals Kantelhoek [°], Draaihoek [°] en
Focale lengte [mm] automatisch te bekijken. Deze kalibratiewaarden worden gemeten door
de apparaatsensoren. Klik op OK om deze door te sturen naar de pagina met instellingen
voor Positionering.
Schetsen
Klik op deze optie om de automatische kalibratie te verbeteren. Het venster Kalibratie op
basis van schetsen wordt weergegeven.
De functie Schetsen biedt een extra, halfautomatische kalibratiemethode. Met deze
kalibratiemethode kunt u het perspectief in het gezichtsveld van de camera beschrijven door
verticale lijnen, lijnen op de grond en hoeken op de grond in het camerabeeld te tekenen en
de juiste grootte en hoek in te voeren. U kunt de functie Schetsen gebruiken als het
resultaat van de automatische kalibratie onvoldoende is.
U kunt deze handmatige kalibratie ook combineren met de waarden voor draaihoek,
kantelhoek, hoogte en brandpuntsafstand die door de camera zijn berekend of handmatig
zijn ingevoerd.
Schakel het selectievakje Berekenen in om de draaihoek, kantelhoek, hoogte en
brandpuntsafstand te verkrijgen op basis van de geschetste kalibratie-elementen (verticale
lijnen, lijnen op de grond en hoeken op de grond) die u in het apparaat hebt ingevoerd.
Schakel het selectievakje Berekenen uit om handmatig een waarde in te voeren of om de
waarden te vernieuwen met de waarden die door het apparaat zelf worden verstrekt.
Camera's kalibreren met gebruikmaking van het venster Kalibratie op basis van schetsen
Ga als volgt te werk om waarden vast te stellen die niet automatisch worden ingesteld:
1.
2.
3.
2023-09 | V03 | F.01U.385.211
Voer de waarde voor kantelhoek, draaihoek, hoogte en brandpuntsafstand aan als deze
waarde bekend is, door bijvoorbeeld de hoogte van de camera boven de grond te meten
of door de brandpuntsafstand af te lezen van het objectief.
Schakel voor elke nog onbekende waarde het selectievakje Berekenen in en plaats een
kalibratie-element op het camerabeeld. Gebruik deze kalibratie-elementen om
individuele omtreklijnen van de weergegeven omgeving in het camerabeeld te traceren
en de positie en de grootte van deze lijnen en hoeken te definiëren.
–
Klik op
om een verticale lijn op het beeld te plaatsen.
Een verticale lijn is een lijn die loodrecht op het grondvlak staat (zoals een
deurkozijn, de rand van een gebouw of een lantaarnpaal).
–
Klik op
om een lijn over de grond in het beeld te plaatsen.
Een lijn op de grond is een lijn die op het grondvlak ligt (zoals een wegmarkering).
–
Klik op
om een hoek op de grond in het beeld te plaatsen.
De hoek op de grond is een hoek die op het horizontale grondvlak ligt (zoals de
hoek van een tapijt of parkeervakmarkering).
Kalibratie-elementen aanpassen aan de situatie:
–
Voer de werkelijke grootte van een lijn of hoek in. Hiervoor selecteert u de lijn of
de hoek en geeft u vervolgens de grootte op in het bijbehorende vak.
Voorbeeld: U hebt een lijn op de grond geplaatst, langs de onderzijde van een
auto. U weet dat de auto 4 m lang is. U voert dan 4 m in als de lengte van de lijn.
–
Pas de positie of de lengte van een lijn of hoek aan. Hiervoor sleept u de lijn of de
hoek of verplaatst u de eindpunten naar de gewenste positie in het camerabeeld.
–
Verwijder een lijn of een hoek. Hiervoor selecteert u de lijn of hoek en klikt u op
het prullenbakpictogram.
Opmerking:
Bedieningshandleiding
FLEXIDOME IP starlight 8000i*
Bosch Security Systems B.V.