Plaatsings- en
bedieningsvoorschriften
3.
Apparaat beschrijving
3.5 Vermogensdiagram
Vermogensdiagram
toleranties ISO 2548/C
10
9
8
m
7
6
5
4
3
2
1
0
0
2
4
6
8
10
12
0
0,5
1
1,5
2
2,5
3
3,5
opvoerstroom
4
Installatie
4.1 Transport
De opvoerinstallatie
SINKAMAT
®
wordt in de
fabriek op een pallet gezet en
in krimpfolie verpakt en dan
naar de verzendafdeling
®
gebracht. De SINKAMAT
kan
zo eenvoudig naar de bouw-
plaats getransporteerd
worden. Wordt transport-
schade vastgesteld moet dit
direct op de vrachtbrief
worden vermeld, voordat
deze afgetekend wordt.
De schade direct schriftelijk
melden aan ACO BV, uiterlijk
binnen 48 uur.
Vermogenstabel
n = 2600 U/min
SINKAMAT
opvoerstroom
Q [l/s]
Omrekening van de tabelwaarden: 1 l/s = 3,6 m³/h = 60 l/min
14
16
18
20
4
4,5
5
5,5
4.2
Inbouwvoorwaarden
4.2.1 Normen
Volgens DIN 1986,
"afwateringsinstallaties voor
gebouwen en bouwterreinen",
moet er voor gezorgd worden
dat afvalwater, dat onder het
maaiveldniveau geloosd wordt
en hemelwater van oppervlak-
ken die onder het maaiveld-
niveau liggen, via een automa-
tisch werkende opvoerinstallatie
terugloopvrij in het openbare
riool gepompt worden.
Huishoudelijk afvalwater dat
geen spoelwater van toilet of
urinoir bevat kan via afsluit-
inrichtingen? tegen terugloop
volgens DIN 1997 deel 1 afge-
voerd worden. Kleine hemel-
wateroppervlakken kunnen ook,
als weglekken niet mogelijk is
en wanneer er passende maat-
regelen genomen zijn om over-
stroming van de diepliggende
ruimtes te voorkomen, via
terugstuw beveiligingen volgens
DIN 1997 deel 1 afge-waterd
worden. Alle afwaterings-
systemen die boven het
maaiveldniveau liggen kunnen
door natuurlijk verval afwateren
en mogen derhalve niet aange-
sloten worden op de afvalwater
opvoerinstallaties.
totale opvoerhoogte H [m]
®
1
2
3
50/1S
3,5
3,08
2,66
50/2S
4,83
4,41
4,0
Voor zover het maaiveldniveau
niet door bevoegde instanties is
vastgelegd, geldt als
maaiveldniveau minstens de
straathoogte op de
aansluitplaats.
Met de SINKAMAT
®
kan ook bij
opstuwing in het riool de af-
watering van ruimtes die onder
het maaiveldniveau liggen
verzorgd worden. Keerkleppen
zijn seriematig ingebouwd. De
bodem van de persleiding moet
boven het maaiveldniveau
geleid worden (leidinglus).
De aanvoerleiding in de
afvalwater opvoerinstallatie is
volgens DIN 1986 deel 2 af te
meten en aan te leggen.
Voor de persleiding zijn
drukleidingen DN 50 Indien
nodig kan SML-leiding met CV-
verbindingen en CV kragen of
1
1
/
of 2' stalen buis gebruikt
2
worden. De afmetingen van de
grondleiding achter de
uitmonding van de persleiding
zijn eveneens in DIN 1986 deel
2 geregeld. In het algemeen
wordt de grondleiding voor de
persleiding één nominaaldia-
meter groter gekozen dan de
persleiding. in DIN 1986 deel 2
geregeld. In het algemeen
4
5
6
7
2,16
1,66
1,08
-
3,5
3,0
2,41
1,75
1,08
wordt de grondleiding voor de
persleiding één nominaaldia-
meter groter gekozen dan de
persleiding. Alle leidingaan-
sluitingen aan de opvoerinstal-
latie moeten geluidsdempend
en flexibel uitgevoerd zijn (DIN
1409 "geluidsbescherming in de
hoogbouw"). De leidingen
moeten elastisch door het
metselwerk gevoerd worden.
Op de persleiding mogen geen
afwateringssystemen en geen
ontluchtingsleidingen aange-
sloten worden. De leiding mag
ook niet aan standleidingen
aangesloten worden.
Voor stoffen en vloeistoffen die
schadelijke en hinderlijke
dampen of geuren verspreiden,
of materialen die afwaterings-
systemen aantasten of het
bedrijf ervan verstoren, moeten
er installaties geplaatst worden
die voorkomen dat deze stoffen
en materialen in de afvalwater
opvoerinstallaties terecht
komen. Speciale installaties
hiervoor zijn: olie- en benzine-
afscheiders, stookolieafsluiters,
vetafscheiders, zetmeelaf-
scheiders (norm in voor-
bereiding), zand- en slibvangers
en neutralisatie-installaties.
8
-