2-685-156-52(1)
Lens voor digitale
spiegelrefl excamera
Gebruiksaanwijzing
300mm F2.8 G
SAL300F28G
©2006 Sony Corporation Printed in Japan
Deze lens is ontworpen voor Sony
-camera's.
WAARSCHUWING
Stel het toestel niet bloot aan regen of vocht om brand of elektrocutie te
voorkomen.
Kijk nooit recht in de zon door deze lens.
Direct in de zon kijken kan uw ogen ernstig beschadigen en blindheid
veroorzaken.
Houd de lens buiten het bereik van kleine kinderen.
Er bestaat een risico op ongelukken of letsel.
Verwijdering van oude elektrische en elektronische
apparaten (Toepasbaar in de Europese Unie
en andere Europese landen met gescheiden
ophaalsystemen)
Het symbool op het product of op de verpakking wijst erop
dat dit product niet als huishoudelijk afval mag worden
behandeld. Het moet echter naar een plaats worden gebracht
waar elektrische en elektronische apparatuur wordt gerecycled. Als u ervoor
zorgt dat dit product op de correcte manier wordt verwijderd, voorkomt u
voor mens en milieu negatieve gevolgen die zich zouden kunnen voordoen
in geval van verkeerde afvalbehandeling. De recycling van materialen
draagt bij tot het vrijwaren van natuurlijke bronnen. Voor meer details
in verband met het recyclen van dit product, neemt u contact op met de
gemeentelijke instanties, het bedrijf of de dienst belast met de verwijdering
van huishoudafval of de winkel waar u het product hebt gekocht.
Onderdelen
1
2
10
9
8
1···Scherpstelring 2···Afstandsschaal
3···Velddiepteschaal 4···Ringmontagemarkeringen
(rood) 5···Lensmarkeringen (grijs) 6···Ringmarkeringen
(grijs) 7···Contactpunten van lens 8···Filterhouder
9···Vergrendeling van fi lterhouder 10···Afstandsindex
Opmerkingen bij het gebruik
• Laat de lens niet in direct zonlicht liggen. Als het zonlicht precies op een
dichtbijgelegen voorwerp is gericht, kan dit brand tot gevolg hebben. Als het
toch nodig is dat u de lens in direct zonlicht laat liggen, moet u de lensdop
bevestigen.
• Stel de lens niet bloot aan mechanische schokken wanneer u de lens bevestigt.
• Plaats de lensdoppen altijd op de lens wanneer u de lens opbergt.
• Bewaar de lens niet langere tijd op een zeer vochtige plaats om
schimmelvorming te voorkomen.
• Houd zowel de camera als de lens vast wanneer u de camera met de bevestigde
lens draagt.
• Raak de contactpunten van de lens niet aan. Als er bijvoorbeeld vuil terechtkomt
op de contactpunten van de lens, kan dit het verzenden en ontvangen van
signalen tussen de lens en de camera verstoren of onmogelijk maken. Dit kan
een storing in het gebruik veroorzaken.
Vignetteren
Wanneer u de lens gebruikt, worden de hoeken van het scherm donkerder
dan het midden. U kunt dit verschijnsel (dat vignetteren wordt genoemd)
beperken door het diafragma 1 tot 2 stops te sluiten.
Condensvorming
Als de lens rechtstreeks van een koude in een warme omgeving wordt
gebracht, kan vocht condenseren op de lens. Voorkom dit door de lens
bijvoorbeeld in een plastic zak te verpakken. Wanneer de lucht in de zak
dezelfde temperatuur heeft als de omgevingstemperatuur, haalt u de lens uit
de zak.
De lens reinigen
• Raak het oppervlak van de lens niet rechtstreeks aan.
• Als de lens vies wordt, verwijdert u het vuil van de lens met een blaaskwastje
en veegt u de lens schoon met een zachte, schone doek (u kunt het beste het
reinigingsdoekje KK-CA (optioneel) gebruiken).
• Gebruik geen organische oplosmiddelen, zoals thinner of benzine, om de lens of
de lensfi tting van de camera schoon te maken.
11
12
13
3
4
5
6
7
22
21
11···Bescherming 12···Vergrendelingstoetsen voor
scherpstelling 13···Scherpstelknop 14···Opening voor
riem 15···DMF-functieknop 16···Lensmontagemarkeringen
17···Instelknop voor het scherpstellingsbereik 18···Instelknop
voor het vooraf scherpstellen 19···Geluidssignaalknop
20···Ringvergrendelingsknop 21···Knop voor vergrendeling
van scherpstelling/vooraf scherpstellen 22···Begrenzer voor
het scherpstellingsbereik
De lens bevestigen/verwijderen
De lens bevestigen
1
Verwijder de voorste en achterste lensdoppen en de dop van de camera.
2
Lijn de oranje markering op de lenscilinder uit met de oranje markering
op de camera (montagemarkeringen). Plaats vervolgens de lens in de
lensfi tting van de camera en draai de lens rechtsom tot deze vastklikt.
• Druk niet op de lensontgrendelingsknop op de camera terwijl u de lens bevestigt.
• Bevestig de lens niet onder een hoek.
De lens verwijderen
Terwijl u de lensontgrendelingsknop op de camera ingedrukt houdt, draait u de
lens zo ver mogelijk linksom. Vervolgens verwijdert u de lens.
Een statief bevestigen
Bevestig het statief op de lens en niet op de camera.
Verticale/horizontale positie wijzigen
Draai de ringvergrendelingsknop op de montagering voor het statief (1) los en draai de camera
in een willekeurige richting. U kunt de camera snel naar de verticale en horizontale positie
draaien terwijl de camera stabiel blijft met een statief.
• Grijze markeringen (ringmarkeringen) vindt u in intervallen van 90° op de montagering voor het
statief. Lijn een grijze markering op de montagering voor het statief uit met de grijze markering
(ringmarkering) op de lens om de camerapositie nauwkeurig aan te passen (2).
• Draai de ringvergrendelingsknop stevig vast nadat u de camerapositie hebt ingesteld.
De montagering voor het statief losmaken
De montagering voor het statief kan worden losgemaakt.
1
Verwijder de lens van de camera.
• Zie " De lens bevestigen/verwijderen" voor meer informatie.
2
Draai de ringvergrendelingsknop (1) los.
3
Draai de montagering voor het statief zo dat de rode markering op de
montagering voor het statief (ringmontagemarkeringen naast SET/
RELEASE) is uitgelijnd met de oranje markering op de lens
(montagemarkeringen) (3).
4
Verplaats de montagering voor het statief in de richting van de lensvatting en maak de montagering voor het statief los van de lens (4).
De lenskap bevestigen
U kunt het beste een lenskap gebruiken om lichtvlekken te voorkomen en voor een optimale beeldkwaliteit te zorgen.
Draai de vergrendelingsschroef op de lenskap los en schuif de lenskap over de
voorkant van de lens. Controleer of de lenskap goed is bevestigd en draai de
schroef vast.
• Als u de ingebouwde fl itser van de camera gebruikt, moet u de lenskap verwijderen om te
voorkomen dat het licht van de fl itser wordt geblokkeerd.
• Bij het opbergen plaatst u de lenskap omgekeerd op de lens en draait u de schroef vast om de
lenskap op de lens te bevestigen.
De riem bevestigen
Bevestig de riem zodat u de lens gemakkelijk kunt dragen. Voer stap (1) en (2) uit om de riem
te bevestigen.
• Als u wilt voorkomen dat de lens valt, moet u de riem goed vastmaken zodat de riem niet losraakt
van de lens.
14
9
8
15
16
17
18
Scherpstellen
19
Schakelen tussen AF (automatische focus)/MF (handmatige focus)
20
U kunt de scherpstelstand schakelen tussen AF en MF op de lens.
Voor het fotograferen met AF moet zowel de camera als de lens ingesteld zijn op AF. Voor het fotograferen met MF moet de
camera of de lens of beide worden ingesteld op MF.
• De scherpstelring kan iets voorbij oneindig worden gedraaid om te zorgen voor nauwkeurig scherpstellen bij verschillende
gebruikstemperaturen. Draai de scherpstelring niet helemaal door als u handmatig scherpstelt, zelfs niet bij oneindig. Kijk door de
beeldzoeker en stel nauwkeurig scherp.
De scherpstelstand op de lens instellen
Schuif de scherpstelknop naar de juiste stand: AF of MF (1).
• Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de camera voor het instellen van de scherpstelstand van de camera.
• In MF draait u de scherpstelring om de scherpstelling (2) aan te passen terwijl u door de beeldzoeker kijkt. Het scherpstelsignaal van
de beeldzoeker geeft de huidige situatie van de scherpstelling aan.
Een camera met een AF/MF-regeltoets gebruiken
• Druk op de AF/MF-regeltoets om te schakelen van AF naar MF wanneer de camera en de lens zijn ingesteld op AF.
• Druk op de AF/MF-regeltoets om te schakelen van MF naar AF wanneer de camera is ingesteld op MF en de lens op AF.
(1)
(2)
(3)
(4)
(1)
(2)
(1)
(2)