4.
Correctie voor declinatie
De meridiaanlijnen op een kaart geven de richting van
het ware noorden aan, terwijl uw kompasnaald in de
richting van het magnetische noorden wijst. De hoek
tussen deze twee richtingen wordt de magnetische
declinatie genoemd.
Voordat u gaat navigeren, dient u een betrouwbare
bron te raadplegen - zoals een recente kaart of de
NOAA website - zodat u uw plaatselijke declinatie kunt
bepalen. Als de magnetische declinatie meer dan een
paar graden bedraagt, dient u dit tijdens het navigeren
te compenseren.
1. Draai het kompas om en schuif de behuizing open.
2. Draai aan het kompashuis tot de schroefkop
zichtbaar is.
3. Steek de metalen sleutel in de instelschroef.
4. Draai de sleutel tot de declinatie-indicator het
juiste aantal graden naar het oosten of het westen
aangeeft of op 0° staat.
5.
Uitvoeren van de peiling
Een peiling is de hoek tussen de richting naar het
noorden en de richting naar een einddoel. Dit kan
bijvoorbeeld worden gebruikt bij het communiceren
van aanwijzingen naar anderen of het zoeken naar uw
locatie.
1. Open de spiegel en houdt het kompas op
ooghoogte zodat u het kompashuis vanaf de
weerspiegeling kunt aflezen.
2. Breng het doel op dezelfde lijn als de observatie-
inkeping of -opening, waarbij u de middenlijn op de
spiegel uilijnt met het midden van het kompashuis.
3. Houd het kompas stil en draai het kompashuis tot
de oriëntatiepijl en de naald op dezelfde lijn liggen.
OPMERKING: Compenseren voor declinatie. Zie
hoofdstuk 4.
4. Als een numerieke peiling nodig is, leest u deze af
van de peilingindex.
6.
Zoeken naar uw locatie
U kunt twee of meer objecten observeren en een
driehoeksmeting uitvoeren om nauwkeurig te bepalen
waar u bent.
3