5.5 Gasaansluiting
Gaslek
Explosiegevaar
• Controleer na elke ingreep of het
aandraaimoment van de
gasaansluitingen zich tussen 10 Nm en
15 Nm bevindt.
• Gebruik, waar dit wordt gevraagd, een
drukregelaar in overeenstemming met
de van kracht zijnde norm.
• Na de installatie moet u eventuele
lekken opsporen met een
zeepoplossing, maar nooit met een
vlam.
• De buizen mogen niet in aanraking
komen met beweegbare delen, en
mogen niet geplet worden.
Algemene informatie
De aansluiting op het gasnet kan
uitgevoerd worden met een vaste koperen
buis of met een flexibele stalen slang op
een doorlopende wand volgens de
voorschriften van de geldende norm.
Raadpleeg voor de voeding met andere
gastypes het hoofdstuk "5.6 Aanpassing
aan de verschillende gastypes". De
toevoerverbinding van het gas heeft een
extern schroefdraad 1/2" (ISO 228-1).
Bevestig de kookplaat niet met
behulp van silicone. Indien dit toch
wordt gedaan, kan de kookplaat
niet verwijderd worden zonder
deze te beschadigen.
Aansluiting met een flexibele stalen buis
Voer de aansluiting op het gasnet uit met
een flexibele stalen slang met continue
wand, conform de kenmerken van de
geldende norm.
Installatie
Draai de aansluiting 3 zorgvuldig op de
gasaansluiting 1 van het apparaat, en
breng de pakking 2 ertussen aan.
Aansluiting met een flexibele stalen buis
met conische verbinding
Voer de aansluiting op het gasnet uit met
een flexibele stalen slang met continue
wand, conform de kenmerken van de
geldende norm.
Draai de verbinding 3 zorgvuldig vast op
de gasaansluiting 1 (schroefdraad ½"
ISO 228-1) van het apparaat, en breng
altijd de bijgeleverde pakking 2 aan. Breng
isolatiemateriaal (½" ISO 7.1) aan op de
schroefdraad van de verbinding 3 en draai
daarna de flexibele stalen slang 4 vast op
de verbinding 3.
23