6
X V-AMP LX1-X Gebruiksaanwijzing
(10) PEDAL ASSIGN. Door tegelijk op DELAY (9) en REVERB (11) te drukken kun
je een bepaalde functie aan het EXPRESSION-PEDAAL toewijzen (het display
toont de letters "PA"). Tegelijk knippert een van de rechter LED's in het
display (Speed, Effect, Volume, Wah). Nu kun je een van de volgende functies
aan het pedaal toewijzen:
•
Speed: Om de Speed-parameter van een effect te selecteren, druk je op de
toets van de betreffende effectmodule ( (7) of (9) ) en activeer je even de
TAP-toets: de SPEED-LED, TAP en effecttoets knipperen.
Effect: Om de effectparameters "Mix", "Depth", "Feedback" en "Decay"
•
met het pedaal te veranderen, druk je op de toets van de effectmodule,
vervolgens verander je met ADJUST of ADJUST + TAP de gewenste parameter:
De EFFECT-LED knippert in het display, evt. ook 2nd Function en de effecttoets.
•
Volume: Wil je de geluidssterkte (VOLUME) met het pedaal regelen,
dan moet je TAP ingedrukt houden en ADJUST even bewegen.
De 2nd FUNCTION- en VOLUME-LED's knipperen.
•
Gain: Om met het EXPRESSION-PEDAAL de GAIN in de Preset te regelen,
hoef je alleen even de GAIN-instelling met ADJUST te veranderen (VOLUME-LED
knippert), om dan met het pedaal de GAIN te kunnen veranderen.
Wah Wah: Aantippen van het Expression-pedaal activeert de Wah-functie.
•
De Wah-LED knippert.
◊
Primair wordt aan het pedaal een parameter toegewezen, door deze bij
geactiveerde "PEDAL ASSIGN" te veranderen.
◊
De Auto Wah c.q. Pitch Bend gaat uit, zolang het Expression-pedaal de
Wah Wah-effect regelt.
◊
Om de invoer te bevestigen en PEDAL ASSIGN te verlaten, druk je weer
tegelijk op DELAY ( 9 ) en REVERB (11) .
(11) REVERB. Door op deze toets te drukken stel je de REVERB in. Met een
REVERB-effect kun je een galm- of ruimte-simulatie aan je totale geluid
toevoegen. Je kunt kiezen tussen 4 verschillende types Reverb: Ambience,
Cathedral, Spring en Reverb. De FX/AMPS-regeling selecteert tussen Reverb
en Cathedral, en door ook op TAP te drukken selecteer je tussen Spring en
Ambience (tweede niveau).
De regelbare parameters van de Reverb zijn de wegsterftijd (Decay) en de
hoeveelheid galm (Mix).
ADJUST regelt de hoeveelheid galm, en ADJUST + TAP de wegsterftijd.
De verschillende types Reverb worden in paragraaf 6.2 beschreven.
(12) De TAP-toets heeft meerdere functies:
•
GAIN/VOLUME: Met ADJUST stel je de mate van vervorming (GAIN) in.
Druk je tegelijk op TAP, dan wordt in plaats van de vervormingsgraad,
het volume van de Preset (VOLUME) ingesteld.
Bij het bewerken van de effectblokken ga je met ADJUST naar het tweede
functieniveau voor parameterinstellingen.
FX/AMPS-regeling en 2nd FUNCTION: Door op de TAP-toets te drukken
•
selecteer je het tweede niveau (grijs) van de effecten en AMP-simulaties.
•
Speed: Typ in het tempo van het muziekstuk op de TAP-toets en het
geselecteerde effect (Delay- of modulatie-effect) richt zich automatisch naar
het aangegeven tempo.
(13) 2nd FUNCTION. Deze LED licht op, zodra er een functie van het tweede
niveau van de FX/AMPS-regeling geselecteerd is.
(14) FX/AMPS. Op de FX/AMPS-regeling geeft een LED aan welk versterkermodel
(AMP) er momenteel gebruikt wordt. Licht de 2nd FUNCTION-LED op,
dan gaat het om een AMP-model van het tweede niveau (grijs), anders is
het een versterker van het eerste niveau (wit). Door te draaien en evt.
tegelijk indrukken van TAP wordt er een ander AMP-model geselecteerd.
Wanneer het effectblok wordt geselecteerd (MODULATION- (7) , DELAY- (9)
of REVERB-LED (11) knippert), dan kan op de FX/AMPS-regeling het
betreffende effecttype worden afgelezen en gekozen. Door te draaien en
evt. tegelijk indrukken van TAP wordt er een ander effect geselecteerd.
◊
Licht een van de AMPS-LED's op (rechterkant), dan kun je met ADJUST of
GAIN of VOLUME regelen.
◊
Licht een van de EFFECT-LED's op (linkerkant), dan stel je met ADJUST de
betreffende effectparameter in.
(15) Het DISPLAY geeft aan welke Preset er geselecteerd is en geeft informatie
over de door bewerking gemaakte veranderingen. Is de tuner ingeschakeld,
dan toont het DISPLAY de op het aangesloten instrument gespeelde toon.
Afb. 2.2: Het display van de X V-AMP
(16) DOWN. Om de Presets te selecteren (99 - 00, neerwaarts) tip je kort op het
voetpedaal. Houd je het voetpedaal langere tijd ingedrukt, dan worden de
programmanummers snel neerwaarts doorlopen.
(17) UP. Om de Presets te selecteren (00 - 99, opwaarts) tip je kort op het
voetpedaal. Houd je het voetpedaal langere tijd ingedrukt, dan worden de
programmanummers snel opwaarts doorlopen.
◊
Door beide voetpedalen gelijktijdig in te drukken, wordt de
TUNER/BYPASS-modus van de X V-AMP geactiveerd. Om deze
te deactiveren, voldoet een druk op een van de voetpedalen.
Meer informatie over de TUNER vind je in Hoofdstuk 7 "TUNER".
(18) EXPRESSION-PEDAL. Het Expression-pedaal regelt o.a. de Wah Wah.
De toets onder het pedaal zet de Wah Wah in dit geval aan en uit.
De functie PEDAL ASSIGN geeft de mogelijkheid, een willekeurige
functie aan het pedaal toe te wijzen (bijv. volume, effectgehalte enz.).
Zie ook onder (10) .
(19) LINE OUT/PHONES. Bij de stereo LINE OUT/PHONES-klinkeruitgang kun je
het audiosignaal van de X V-AMP aftakken. Je kunt hier een koptelefoon op
aansluiten of je X V-AMP met een mengpaneel verbinden.
(20) MONO AMP OUT. Hier sluit je de ingang van je gitaarversterker op aan.
Het signaal wordt hier, anders dan bij het LINE OUT/PHONES-signaal,
met 20 dB minder uitgegeven.
(21) INSTRUMENT INPUT. Dit is de 6,3 mm-klinkeringang van de X V-AMP,
waar je je instrument op aansluit. Gebruik hier een hoogwaardig
6,3 mm-monoklinkerkabel voor.
(22) AC IN. Op de AC IN-aansluiting sluit je de meegeleverde netvoeding
aan. Wanneer de netvoeding op het net wordt aangesloten, is je
X V-AMP automatisch ingeschakeld. Gedetailleerdere informatie over de
stroomvoorziening vind je in Hoofdstuk 9 "Specificaties".