7.2
MATERIAALAANVOER INSTELLEN
De instelling van de aanvoer van het materiaal wat in de sleuven gevoerd wordt verschilt per
materiaalsoort, werkdiepte, rijsnelheid, etc..
Door deze verschillende factoren moet proefondervindelijk bepaald worden welke instelling voor het
gebruikte materiaal geschikt is.
Het belangrijkste punt is dat tijdens de werkgang de vulkouters 1 goed gevuld blijven en niet
leeglopen. Dit is te controleren tijdens het werk op het camerascherm in de tractor.
Om de aanvoer van het materiaal op de machine in te stellen zijn de volgende opties mogelijk:
−
Instelling door de snelheid van de transportband te regelen.
Door aan smoring 2 aan de zijkant van de hopper te draaien wordt de snelheid van de
transportband geregeld.
Rechtsom = langzamer Linksom = sneller.
Uit de praktijkervaring is gebleken dat de aanvoer het beste gecontroleerd kan
worden door de transportband in en uit te schakelen naarmate de vultrechters
leeg- en vollopen.
−
Instelling per vulkouter.
Per vulkouter is een doseerschuif 3 gemonteerd aan de achterzijde van de hopper.
Deze doseerschuif is te verstellen door de moeren 4 een slag los te draaien, de doseerschuif 3 in
de gewenste positie te zetten en de moeren 4 weer vast te draaien.
Uit de praktijkervaring is gebleken dat de buitenste doseerschuiven verder open
moeten staan dan de binnenste. Om slijtage aan de transportband zoveel
mogelijk te beperken moeten de schuiven zo ver mogelijk open waarbij de stand
afhankelijk is van het materiaal.
18
(Fig.11)
(Fig.11)
Fig.11