BRAND- EN EXPLOSIEGEVAAR
Onjuiste aarding, een slechte ventilatie, open vlammen of vonkoverslag kunnen leiden tot gevaarlijke
omstandigheden en kunnen resulteren in brand of explosie en zij kunnen ernstig letsel tot gevolg hebben.
D Aard zowel de apparatuur als het te spuiten voorwerp. Zie Aarding op bladzijde 10.
D Als u merkt dat er sprake is van enige statische elektriciteit of u een lichte schok krijgt terwijl u de apparatuur
bedient, stop dan onmiddellijk met spuiten. Gebruik het systeem pas weer als u de oorzaak van het probleem
kent en het probleem is verholpen.
D Zorg voor een goede ventilatie en frisse lucht om te voorkomen dat er een concentratie ontstaat van brandbare
dampen van de oplosmiddelen of de spuitvloeistof.
D Houd de spuitruimte vrij van rommel en afval, zoals oplosmiddelen, lappen en benzine.
D Haal de stekkers van alle apparatuur in het spuitgebied uit de stopcontacten.
D Doof al het open vuur en alle waakvlammen in het spuitgebied.
D Niet roken in het spuitgebied.
D Geen lichtschakelaar aan- of uitdraaien in het spuitgebied, terwijl er gespoten wordt of als er dampen in het
gebied hangen.
D Geen benzinemotor gebruiken in het spuitgebied.
GEVAAR VAN GIFTIGE VLOEISTOFFEN
Gevaarlijke vloeistoffen of giftige dampen kunnen ernstig letsel of zelfs de dood veroorzaken als deze in de ogen
of op de huid spatten, worden ingeademd of ingeslikt.
D Zorg dat u op de hoogte bent van de specifieke gevaren van de vloeistof waarmee u werkt.
D Bewaar gevaarlijke vloeistof in een goedgekeurde vloeistofhouder. Voer gevaarlijke vloeistoffen af conform
de geldende voorschriften en richtlijnen.
D Altijd oogbescherming, handschoenen, beschermende kleding en ademhalingsapparatuur gebruiken, als dat
wordt aangeraden door de fabrikant van de vloeistof of het oplosmiddel.
WAARSCHUWING
308757
5