2. Til de grasvanger uit de inkepingen in de beugels
van de handgreep en verwijder de grasvanger van
de machine.
3. Sluit de afvoergeleider aan de achterzijde.
Het maaisel afvoeren
Gebruik de achteruitworp als u zeer hoog gras maait.
Opmerking: De achteruitworpgeleider is een
optioneel apparaat dat afzonderlijk moet worden
aangekocht.
De afvoergeleider plaatsen
1. Verwijder de grasvanger als deze nog aan de maaier
is bevestigd.
2. Breng de afvoergeleider omhoog en houd deze
omhoog (Figuur 16).
3. Steek het lipje op de afvoergeleider in de sleuf aan de
rechterzijde in de afvoergeleider (Figuur 17).
4. Steek de stang op de afvoergeleider in de inkepingen
op de machine (Figuur 18).
Figuur 16
Figuur 17
De afvoergeleider verwijderen
Om de achterafvoergeleider te verwijderen, voert u
bovenstaande stappen in omgekeerde volgorde uit.
Tips voor bediening en gebruik
Algemene maaitips
• Verwijder stokken, stenen, draden, takken en ander
vuil die het mes kan raken, uit het werkgebied.
• Zorg ervoor dat het mes geen vaste voorwerpen
raakt. Maai nooit met opzet over voorwerpen.
• Als de maaimachine toch een voorwerp raakt of
begint te trillen, moet u meteen de motor afzetten,
de bougiekabel losmaken en de maaimachine op
beschadiging controleren.
• De beste resultaten krijgt u door een nieuw mes te
monteren voordat het maaiseizoen begint.
• Vervang indien nodig het maaimes door een
Toro-mes
Gras maaien
• U moet telkens niet meer dan ongeveer eenderde van
de grassprieten afmaaien. Maai niet met een stand
lager dan 51 mm, tenzij de grasmat dun is, of als
het laat in het najaar is wanneer het gras langzamer
begint te groeien. Zie De maaihoogte instellen.
• Als u gras wilt maaien dat langer dan 15 cm is, moet
u maaien op de maximale maaihoogte en met een
langzamere loopsnelheid. Vervolgens gaat u maaien
op een lagere maaihoogte om het gazon een zo fraai
mogelijk uiterlijk te geven. Als het gras te hoog is,
kan de maaimachine verstopt raken en de motor
afslaan.
• Maai uitsluitend droog gras of droge bladeren. Nat
gras en natte bladeren gaan aankoeken, waardoor de
maaimachine verstopt kan raken of de motor kan
afslaan.
11
Figuur 18