De instrumenten bewerken
U kunt verschillende instellingen (parameters), zoals het volume en de toonhoogte van de instrumenten,
aanpassen. Dit proces wordt "bewerken" genoemd. U kunt geluidsbestanden op een SD-kaart op dezelfde
manier bewerken.
* Bewerkingen zullen de geluidsbestanden die zich op de SD-kaart bevinden niet wijzigen.
1.
Gebruik de [-] [+]-knoppen om een kit te selecteren.
2.
Druk op de [INST]-knop.
Het INST-scherm wordt weergegeven.
3.
Gebruik de [<] [>]-knoppen om een parameter te selecteren.
Parameter
Uitleg
Level
Past het volume aan.
Als u "LINEAR" kiest, wijzigt het volume op natuurlijke wijze volgens de kracht van uw slag. De instellingen
Dynmcs
"LOUD 1"–"LOUD 3" maken het eenvoudiger om luide geluiden te produceren. De instelling "MAX" fixeert het
geluid op het maximale volume.
Pitch
Past de toonhoogte aan.
Pan
Past de links/rechts-positie aan.
Als dit op "ON" staat, wordt het instrument herhaaldelijk weergegeven.
Loop
Sla eenmaal op de pad om het geluid te starten en sla nogmaals op de pad om het geluid te stoppen.
Met de instelling "POLY" zullen herhaalde slagen op dezelfde pad meerdere geluiden triggeren die over elkaar
worden gespeeld. Met de instelling "MONO" zal een herhaalde slag de momenteel afgespeelde noot stoppen
vooraleer de volgende noot wordt gespeeld, zodat de geluiden niet over elkaar worden afgespeeld. Deze
Mono/Poly
instelling heeft geen invloed op de manier waarop de andere pads geluid produceren.
* Als u Loop instelt op "ON, " dan is deze instelling steeds "MONO. "
Bepaalt het punt in de golfvorm van het instrument vanaf waar het geluid moet
beginnen. Deze instelling kan worden gebruikt om het aanslaggedeelte te gebruiken
of om de latentie van de geluidsproductie te verminderen.
Offset
Meerdere pads waarvan de MuteGroup is ingesteld op hetzelfde nummer, zullen niet gelijktijdig weerklinken.
MuteGroup
Als u bijvoorbeeld de pads van frase A en frase B toewijst aan hetzelfde MuteGroup-nummer, zal het triggeren
van frase B na het triggeren van frase A ervoor zorgen dat frase A zal stoppen.
Specificeert het MIDI-nootnummer van deze pad. Dit nootnummer wordt overgedragen wanneer u op de pad
Note#
slaat. Wanneer dit nootnummer wordt ontvangen, produceert de pad een geluid.
EffectSend
Schakelt het kiteffect in of uit voor elke pad.
* Overige parameters worden uitgelegd op p. 13.
4.
Sla op een pad om de pad te selecteren (bovenvel of rand) waaraan u een instrument wil toewijzen.
U kunt ook de TRIG IN [1] [2]-knoppen gebruiken om een pad te selecteren.
5.
Gebruik de [-] [+]-knoppen om de waarde te wijzigen.
6.
Druk op de [INST]-knop om terug te keren naar het kitscherm.
Inhoud van het scherm Bewerken
Schermnaam
Parameternaam
Er staan parameters links
en rechts; gebruik de [<]
[>]-knoppen om ze te
selecteren.
Triggervergrendeling
Pad wordt bewerkt
1H
TRIG 1 Bovenvel
1R
TRIG 1 Rand
Waarde
2H
TRIG 2 Bovenvel
van de
2R
TRIG 2 Rand
parameter
p. 12
Druk op de [+]-knop om te
bevestigen/uit te voeren.
ENG
JPN
DEU
FRA
ITA
ESL
POR
NLD
11