7.
Machine opstellen
De boormachine moet stevig op een stabiele ondergrond worden vastgeschroefd, zodat hij niet kan
omvallen en iemand zou kunnen verwonden. Bovendien voorkomt u daarmee dat de boor gaat slingeren
en afwijkingen in geboorde werkstukken veroorzaakt.
Als de ondergrond te zacht is, dan moet een kolomboormachine op een fundament worden vastgezet.
Als u de kolomboormachine op een houten plaat schroeft, gebruik dan opvulringen van voldoende
grootte, zodat de moeren niet in het hout worden gedrukt en de machine niet los kan raken.
Belangrijk:
Zorg dat de machine rondom toegankelijk blijft voor het bedienen, instellen en onderhouden.
Draai de bevestigingsschroeven niet te vast aan, want de voetplaat mag niet worden vervormd of
gespannen komen te staan. Bij te strak aangedraaide bevestigingsschroeven kan de voetplaat
breken.
8.
Voedingsspanning aansluiten (400 volt)
Belangrijk:
De aansluiting op het lichtnet mag alleen door een elektricien of daartoe speciaal opgeleid
personeel worden uitgevoerd. Controleer vooraf of de netspanning is uitgeschakeld. De fabrikant
is niet aansprakelijk voor lichamelijk letsel of schade aan goederen die het gevolg is van het niet
nakomen van deze voorschriften!
Waarschuwing: Controleer voordat u de machine op de netspanning gaat aansluiten of de netspanning
op het gekozen aansluitpunt gelijk is aan de gegevens op het typeplaatje op de boormachine. Bij een te
hoge netspanning loopt de gebruiker gevaar op ernstig letsel en kan de machine ernstig worden
beschadigd. Bij een te lage netspanning kan de motor schade oplopen.
Sluit de voedingsspanning pas aan nadat de machine is opgesteld. De steker voor de voedingsspanning
moet van het type CEE - 400V -16A zijn.
De machine is bestand tegen spanningsfluctuaties tot 5% (bij een machine voor een nominale
voedingsspanning van 400 V is het tolerantiebereik dus 380 V tot 420 V), maar de machine werkt het
beste bij de aangegeven spanning. Als de netspanning buiten het tolerantiebereik valt, dan moet dit
eerst worden aangepast. Let bij het aansluiten op de draairichting van de motor.
9.
Instellingen
9.1
Snelheid aanpassen
Ontkoppel de machine van de voedingsspanning.
Maak het snaarhuis open. Maak de schroef (B) van
de geleiderail los en schuif de motor met behulp van
de hendel (C) in de richting van de boorhouder. De
snaren zijn nu niet meer gespannen. Leg de snaren
in de poeliediameter waarmee u het gewenste
toerental van de spindel realiseert. Druk vervolgens
de hendel (C) in de richting van de motor en draai de
schroef (B) van de geleiderail weer vast.
Bevestig ten slotte de kap van het snaarhuis weer en
schroef die weer vast.
Belangrijk:
Let op de juiste snaarspanning. Als de snaren te
strak of te los gespannen staan, dan kan de
machine schade oplopen. De snaren hebben de
juiste aanspanning als u ze met uw vinger noch
ongeveer 1 cm kunt wegdrukken.
8
Gebruikershandleiding boormachines Pro-serie
Status 26.05.00