8. Gebruik
MAAIMETHODE
(a) Gebruik de linker voorkant van het maaimes.
(b) Breng het maaimes van rechts naar links terwijl u dit een
weinig naar links gekanteld houdt.
(c) Wanneer u een groot gebied maait, moet u vanaf links
maaien om te voorkomen dat het reeds gemaaide gras u
hindert.
(d) Het maaimes kan soms vastlopen als gevolg van onkruid
wanneer het toerental te laag is, of als het maaimes te diep
in het onkruid maait. Stel het toerental of de maaidiepte af
overeenkomstig de conditie van het materiaal dat gemaaid
wordt.
WAARSCHUWING
• Als er gras of ander materiaal in het maaimes komt vast te
zitten of als de bosmaaier begint te trillen of schudden, moet
u de motor afzetten en het apparaat nakijken. Vervang het
maaimes wanneer dit beschadigd is.
• Schakel de motor uit en
controleer of het maaimes
volledig tot stilstand is
gekomen voordat u het
maaimes controleert of
een voorwerp verwijdert
dat in het maaimes vast is
komen te zitten.
WAARSCHUWING
STUITEREN VAN HET MAAIMES
• Stuiteren van het maaimes kan ernstig letsel veroorzaken.
Lees de aanwijzingen in de hiernavolgende paragrafen
aandachtig door. Het is van groot belang dat u begrijpt wat
stuiteren kan veroorzaken, hoe u de kans op stuiteren
vermindert en wat u kunt doen wanneer er stuiteren optreedt.
1. Wat veroorzaakt stuiteren:
• Stuiteren kan optreden wanneer het ronddraaiende maaimes
in contact komt met een voorwerp dat niet gemaaid kan
worden. Door dit contact stopt het maaimes even, waarna
het zich plotseling verwijdert of "wegspringt" van het
voorwerp dat geraakt wordt. De bediener kan hierdoor de
controle over de bosmaaier verliezen, wat kan resulteren in
ernstig letsel van de bediener of eventuele personen in de
buurt indien het maaimes in contact komt met een
lichaamsdeel.
2. Hoe wordt de kans op stuiteren vermindert:
a. Kijk goed waar u maait. Wanneer u het verschijnsel begrijpt
en er op voorbereid bent, wordt u niet plotseling verrast.
b. Maai alleen gras en andere dergelijke zachte gewassen.
Zorg dat het maaimes niet in contact komt met harde
materialen zoals dikke takken en struiken, stenen, hekken,
metaal, enz.
c. Wees goed op uw hoede wanneer u maait op plaatsen waar
u het maaimes niet kunt zien zoals op plaatsen met dichte
begroeiing.
d. Zorg dat het maaimes scherp is. Als het maaimes bot is, is
de kans op stuiteren groter.
e. Zorg dat u niet te snel maait. Het maaimes kan wegspringen
van het materiaal dat gemaaid wordt als u sneller maait dan
de capaciteit van het maaimes.
f. Maai alleen vanaf rechts naar links.
g. Zorg dat de plaats waar u gaat maaien vrij is van reeds
gemaaid gras of ander vuil.
3. Wat moet u doen wanneer stuiteren optreedt:
a. Houd de bosmaaier stevig met beide handen vast. Hierdoor
kunt u het stuiteren neutraliseren. Houd uw rechter- en
linkerhand volledig rondom de betreffende handgrepen.
b. Houd uw voeten uit elkaar zodat u stevig staat en voorbereid
bent op de kracht van het stuiteren. Ga niet te ver naar voren
staan. Zorg dat uw lichaam in balans blijft.
SNIJWERK (GEBRUIK VAN DE SNOEIKOP)
WAARSCHUWING
1. Bescherm altijd de ogen, bijvoorbeeld met een veilig-
heidsbril. Leun nooit over de draaiende maaikop. Er
kunnen steentjes of andere voorwerpen in de richting
van de ogen en het gelaat worden opgeworpen die ernstig
letsel kunnen veroorzaken.
2. Laat het spatschild altijd als u de bosmaaier gebruikt op
zijn plaats zitten.
HET MAAIEN VAN GRAS EN ONKRUID
•
Houd in gedachten dat het maaien wordt gedaan door het
uiteinde van de draad. U krijgt een beter resultaat wanneer
u de draad niet te ver vooruit steekt. Laat de bosmaaier het
tempo bepalen.
1. Houd de bosmaaier met de maaikop los van de grond en
onder een hoek van ongeveer 20 graden in de maairichting.
2. Opspattend vuil kunt u eenvoudig ontwijken door van links
naar rechts te maaien.
3. Zware begroeiing maait u het best met een langzame en
trefzekere beweging. De snelheid van de maaibeweging
wordt bepaald door het te maaien materiaal. Zware
begroeiing vereist een langzamere beweging dan een lichte
begroeiing.
4. Beweeg nooit zo heftig dat u uw evenwicht of de controle
over de bosmaaier kunt verliezen.
5. Maak de maaibeweging vanuit de heup en voorkom dat u
de armen en de handen te veel belast.
6. Voorkom dat draad, gras en dor of dood onkruid met lange
stelen zich om de as van de maaikop kunnen wikkelen. Door
dergelijk materiaal kan de maaikop vast komen te zitten,
waardoor de koppeling gaat slippen en het koppelings-
systeem uiteindelijk defect raakt.
AFSTELLEN VAN DE DRAADLENGTE
•
De bosmaaier is voorzien van een halfautomatische
draadkop voor nylondraad die de draad doorvoert zonder
dat de motor uitgeschakeld hoeft te worden. Wanneer de
draad te kort wordt, stoot u de maaikop zachtjes tegen de
grond terwijl u de motor op volle snelheid laat lopen.
•
Bij elke stoot wordt de draad ongeveer 25 mm doorgevoerd.
Voor het beste resultaat stoot u de maaikop op een onbegroeid
en hard gedeelte van de grond. Probeer dit niet in dichtbegroeid
en hoog gras, omdat dan de motor door overbelasting kan
afslaan.
BCZ2610DL
N
L
NL-13