Elektrische aansluiting
"Voedingsspanning,
"Goedkeuring"
1)
uitgang"
• Ex d(ia) / XP
• Ex ic(ia)
• Ex nA(ia)
• Ex ta / DIP
Ex ia + Ex d(ia) /
IS + XP
1)
Kenmerk 020 in de productstructuur
2)
Kenmerk 010 in de productstructuur
3)
Bij omgevingstemperaturen T
met de minimum storingsstroom (3,6 mA). De opstartstroom kan worden geconfigureerd. Wanneer het
instrument wordt gebruikt met een vaste stroom I ≥ 5,5 mA (HART Multidrop mode), is een spanning van U ≥
10,4 V voldoende over het gehele omgevingstemperatuurbereik.
4)
In de stroomsimulatiemodus is een spanning U 12,5 V nodig.
5)
Indien de Bluetooth-modem wordt gebruikt, wordt de minimale voedingsspanning verhoogd met 3 V.
6)
Bij omgevingstemperaturen T
met de minimum storingsstroom (3,6 mA).
"Voedingsspanning,
1)
uitgang"
B: 2-draads; 4-20 mA
HART,
schakeluitgang
1)
Kenmerk 020 in de productstructuur
2)
Kenmerk 010 in de productstructuur
3)
Bij omgevingstemperaturen T
met de minimum storingsstroom (3,6 mA).
4)
Bij gebruik van de Bluetooth-module, wordt deze minimale voedingsspanning verhoogd met 3 V.
26
2)
Klemspanning U
op het
instrument
13 ... 35 V
13 ... 30 V
≤ -20 °C, is een klemspanning ≥ U 15 V nodig voor het starten van het instrument
a
≤ -20 °C, is een klemspanning ≥ U 16 V nodig voor het starten van het instrument
a
2)
"Goedkeuring"
Klemspanning
U op het
instrument
• Niet-Ex
13 ... 35 V
• Ex nA
• Ex nA(ia)
• Ex ic
• Ex ic(ia)
• Ex d(ia) / XP
• Ex ta / DIP
• CSA GP
• Ex ia / IS
13 ... 30 V
• Ex ia + Ex
d(ia) / IS + XP
≤ -30 °C, is een klemspanning ≥ U 16 V nodig voor het starten van het instrument
a
Maximale belasting R, afhankelijk van de
voedingsspanning U
5) 6)
R [ ]
Ω
500
5) 6)
0
10
13
Maximale belasting R, afhankelijk van de
voedingsspanning U
3) 4)
R [ ]
Ω
500
0
10
3) 4)
13
Micropilot FMR53, FMR54 HART
van de voedingseenheid
0
20
30 35
24
van de voedingseenheid
0
20
30 35
U 0 [V]
24
Endress+Hauser
U 0 [V]