CO S M O - I N S TA L L AT I E H A N D L E I D I N G
Probleem
C. Geen geluidssignaal
D. Eén doorlopend ge-
luidssignaal van 5 sec.
(Mogelijk zijn er 7 korte
piepen vóór het 5 sec.
geluidssignaal)
E. Geen waakvlam
F. Elektronica blijft von-
ken terwijl de waak-
vlam brandt
G. Waakvlam brandt wel
maar magneetklep
sluit na ca. 10 secon-
den of wanneer het
toestel heet wordt
95902101_NL Install.indd 17
95902101_NL Install.indd 17
Tabel 4 diagnose van storingen
Mogelijke oorzaak
1. Ontvanger beschadigd.
2. Wachttijd van 60 seconden
voor volledige herstart nog
niet voorbij.
1. Losse bedrading tussen ont-
vanger en gasregelblok.
2. Ontvanger beschadigd.
3. Kromme pennen van de
8-draadsconnector.
4. Magneetklep beschadigd
5. Thermokoppel 2 nog te warn.
1. Lucht in de waakvlamleiding.
2. Thermokoppeldraden van
thermokoppel 1verwisseld.
3. Geen vonk bij de waakvlam-
brander.
4. Spuitstuk verstopt.
1. Ontvanger beschadigd.
1. Thermokoppel 1 functioneert
niet.
2. Batterijen (bijna) leeg.
Oplossing
1. Vervang de ontvanger en bevestig de code
(oplossing 1 bij A).
2. Neem de benodigde wachttijd in acht.
1. Sluit de bedrading goed aan.
2. Vervang de ontvanger en bevestig de code
(oplossing 1 bij A).
3. Zorg dat de pennen van de 8-draads connec-
tor recht staan.
4. Vervang het gasregelblok.
5. Wacht tot het thermokoppel voldoende is
afgekoeld.
1. Spoel de leiding of start het ontstekingspro-
ces meerdere keren.
2. Controleer de polariteit van de thermokop-
pelbedrading.
Sluit de thermokoppeldraden zonodig goed
aan.
3.1 Controleer of de onstekingskabel (S) vrij ligt
van metalen delen; zie Bijlage 3 / Afb. 15.
Leg deze zonodig vrij.
3.2 Vervang zonodig de ontstekingskabel.
3.3 Vervang zonodig de ontstekingspen.
4.1 Reinig het spuitstuk.
4.2 Vervang zonodig het spuitstuk.
1. Vervang de ontvanger en bevestig de code
(oplossing 1 bij A).
1.1 Meet de spanning, m.b.v. een digitale multi-
meter ingesteld op mV bereik, door de kabels
aan te sluiten op de kabelschoen. De kabel-
schoen bevindt zich aan de buitenkant, direct
naast de magneetmoer aan de achterkant van
het gasregelblok; zie Bijlage 3 / Afb. 19.
De spanning moet binnen 20 seconden ten-
minste 5mV zijn.
Deze mag niet lager zijn wanneer het toestel
warm is.
Is de spanning te laag, dan moet:
- het thermokoppel beter in de vlam geplaatst
worden of
- het thermokoppel vervangen worden.
1.2 Controleer de grootte van de waakvlam.
Corrigeer een te kleine waakvlam.
1.3 Controleer de bedrading van het thermokop-
pel naar de ontvanger.
Vervang zo nodig de bedrading.
2. Vervang de batterijen in de ontvanger.
!Let op
Voorkom kortsluiting tussen de batterijen
en metalen delen van het toestel.
1 7
NL
27-5-10 15:37
27-5-10 15:37