Dit hoofdstuk is alleen van toepassing op NVR's uit de DS-9600NI-I8-serie.
12.1 Array configureren
Doel:
RAID (redundant array of independent disks) is een een opslagtechnologie waarbij meerdere
schijfstationonderdelen tot é é n logische eenheid worden gecombineerd. Bij een RAID-installatie worden gegevens
op meerdere HDD's opgeslagen om voldoende redundantie te bieden. Gegevens kunnen zo worden hersteld in het
geval dat een van de schijven niet meer werkt. De gegevens worden met een van de verschillende methoden
(RAID-niveaus genaamd) over de schijven gedistribueerd, afhankelijk van het gewenste redundantieniveau en de
gewenste prestaties.
De NVR biedt ondersteuning voor schijf-arrays via de software. RAID0, RAID1, RAID5 en RAID 10 worden
ondersteund. U kunt de RAID-functie naar wens in- en uitschakelen.
Voordat u begint:
Plaats de HDD's correct. Het wordt aanbevolen dezelfde HDD's van enterprise-niveau te gebruiken (inclusief
model en capaciteit) om arrays te maken en configureren. Zo wordt betrouwbare en stabiele werking van de
schijven gegarandeerd.
Inleiding:
De NVR kan de gegevens (zoals opnamen, afbeeldingen en logboekinformatie) pas opslaan op de HDD's nadat u
de array hebt gemaakt of de netwerk-HDD hebt geconfigureerd (raadpleeg Hoofdstuk 13.2 Netwerk-HDD's
beheren). U kunt op twee manieren arrays maken op het apparaat: via one-touch configuratie en handmatige
configuratie. In het onderstaande stroomdiagram wordt het aanmaakproces voor arrays weergegeven.
User Manual of Network Video Recorder
Figure 12. 1 RAID-werkstroom
183