a. Controleer de branderonderdelen volgens
hoofdstuk 4.02; vervangen indien nodig.
2. Gasdruk is te laag.
a. Pas de toevoerdruk aan naar de juiste instel-
waarde.
3. Defecte onderdelen in apparaat.
a. Terugsturen voor reparatie of volgens service-
handleiding laten repareren door een gekwalifi-
ceerd technicus.
F. Geen snijstroom wanneer brander is ingeschakeld;
AC-indicator AAN, gas stroom, ventilator loopt.
1. Brander is niet juist aangesloten op de voeding.
a. Controleer de aansluiting van de brander op de
stroomtoevoer.
2. Werkkabel niet verbonden met werkstuk, of verbinding
is slecht.
a. Zorg dat de werkkabel een goede verbinding
heeft met een schoon, droog deel van het werk-
stuk.
3. Defecte onderdelen in apparaat.
a. Terugsturen voor reparatie of volgens service-
handleiding laten repareren door een gekwalifi-
ceerd technicus.
4. Defecte brander
a. Terugsturen voor reparatie of volgens service-
handleiding laten repareren door een gekwalifi-
ceerd technicus.
G. Brander snijdt, maar niet voldoende
1. Onjuiste instelling van uitgangsstroomregeling
a. Controleren en aanpassen naar de juiste instel-
ling.
2. Verbinding van werkkabel met werkstuk is slecht.
a. Zorg dat de werkkabel een goede verbinding
heeft met een schoon, droog deel van het werk-
stuk.
3. Defecte onderdelen in apparaat.
a. Terugsturen voor reparatie of volgens service-
handleiding laten repareren door een gekwalifi-
ceerd technicus.
H. Uitgang is beperkt en kan niet worden geregeld.
1. Ingangs- of uitgangsaansluiting is slecht.
300X5394NL
a. Controleer alle toevoer- en afvoerleidingen.
2. Verbinding van werkkabel met werkstuk is slecht.
a. Zorg dat de werkkabel een goede verbinding
heeft met een schoon, droog deel van het werk-
stuk.
3. Defecte onderdelen in apparaat.
a. Terugsturen voor reparatie of volgens service-
handleiding laten repareren door een gekwalifi-
ceerd technicus.
I. Snijden is instabiel of onvoldoende.
1. Ingangs- of uitgangsaansluiting is slecht
a. Controleer alle toevoer- en afvoerleidingen.
2. Werkkabelverbinding is slecht.
a. Zorg dat de werkkabel een goede verbinding
heeft met een schoon, droog deel van het werk-
stuk.
3. Lage of fluctuerende ingangsspanning
a. Laat een elektricien de ingangsspanning con-
troleren tijdens belasting.
J. Moeilijk te starten
1. Branderonderdelen versleten (verbruiksmaterialen)
a. Schakel de stroom UIT, verwijder de schildkom,
punt, startcartridge en de elektrode en controleer
deze allemaal. Als de elektrode of de snijpunt ver-
sleten zijn, vervang deze dan. Als de startcartridge
niet vrij beweegt, vervang deze dan. Als er te veel
spatten op de schildkom zitten, vervang deze dan.
K. Boog gaat uit tijdens gebruik. Boog kan niet op-
nieuw worden gestart wanneer de branderschake-
laar is geactiveerd.
1. Voeding is oververhit (TEMP-indicator AAN).
a. Laat het apparaat minimaal 5 minuten afkoelen.
Zorg dat het apparaat niet buiten de gebruikscy-
cluslimiet wordt gebruikt.
2. Ventilatorbladen geblokkeerd (TEMP-indicator AAN).
a. Bladen controleren en reinigen.
3. Luchtstroom geblokkeerd
a. Controleer belemmerde luchtstroom rondom
het apparaat en corrigeer omstandigheden.
5-3
ESAB CUTMASTER 40
SERVICE