3.2
Voertuigverwarming instellen
AANWIJZING
Afhankelijk van het type voertuig kan de automatische
airco deze instellingen automatisch resp. gedeeltelijk
zelf aanbrengen. Laat u zich informeren door uw dealer
over de optimale instellingen.
1.
Voor het inschakelen van het verwarmingsapparaat (bij in-
geschakeld contact) de voertuigverwarming op "warm" zet-
ten.
2.
De voertuigventilator op de laagste stand (lager stroomver-
bruik) instellen.
3.3
Verwarmingsapparaat in- en
uitschakelen
Het in- en uitschakelen van het verwarmingsapparaat gebeurt
door verschillende schakelsignalen. Afhankelijk van de uitrusting
van het systeem worden de schakelsignalen tot stand gebracht
door een schakelaar, een bedieningselement of een klimaatre-
geling.
GEVAAR
Verstikkings- en explosiegevaar
Bij ADR-voertuigen: het verwarmingsapparaat mag al-
leen handmatig via een schakelaar worden ingescha-
keld. Het verwarmingsapparaat mag niet automatisch
via een programmeerbare schakelaar worden ingescha-
keld.
GEVAAR
Oververhitting mogelijk
Een noodstopschakelaar mag alleen in geval van gevaar
worden bediend, omdat het verwarmingsapparaat zon-
der naloop wordt uitgeschakeld.
AANWIJZING
Het verwarmingsapparaat altijd via bedieningsele-
ment uitschakelen
Na het uitschakelen via het bedieningselement gaat het
verwarmingsapparaat over in een korte geregelde na-
loopfase. Ondeskundig, nalooploos uitschakelen kan tot
beschadiging van het verwarmingsapapraat leiden.
3.4
Verwarmingsapparaatwerking
De koelmiddeltemperatuur wordt tijdens het gehele bedrijf au-
tomatisch geregeld. Het verwarmingsapparaat kan ook tijdens
het rijden ingeschakeld worden. De voertuigventilator wordt
pas bij een koelmiddeltemperatuur van ca. 30 °C ingeschakeld,
waardoor onnodig stroomverbruik vermeden wordt. De voer-
tuigventilator kan daarmee temperatuurafhankelijk tijdvertraagd
gestart worden. Bij het uitschakelen van het verwarmingsappa-
raat wordt een koelnaloop gestart, deze kan maximaal 60 se-
conden duren.
3.5
Verwarmingsapparaat gebruiken in
voertuigen voor het transport van
gevaarlijke stoffen (ADR)
Bij voertuigen voor het transport van gevaarlijke stoffen (ADR)
kan geen vooraf gekozen tijd worden ingesteld. De SmartCon-
trol (indien aanwezig) geeft de resterende verwarmingsappa-
raatwerkingstijd (resterende looptijd) weer.
9035355B OI Thermo Top pro 120 _ 150
AANWIJZING
In de volgende gevallen is er een ADR-naloop:
- het generatorsignaal (D+, lichtmachine) valt weg.
- de bij het voertuig horende PTO (nevenaandrijving)
wordt in bedrijf genomen.
Na de beëindiging van de ADR-naloop bevindt het ver-
warmingsapparaat zich in ADR-vergrendeling.
AANWIJZING
ADR-vergrendeling opheffen:
u
De bij het voertuig horende PTO buiten bedrijf stel-
len.
u
Het verwarmingsapparaat door het uitschakelen en
aansluitend inschakelen via het bedieningselement
weer in bedrijf nemen.
3.6
Verwarmingsapparaat inschakelen
na automatisch uitschakelen
AANWIJZING
Verlies van de verwarmingsfunctie mogelijk
Na automatisch uitschakelen moet het verwarmingsap-
paraat handmatig opnieuw worden ingeschakeld. Het
verwarmingsapparaat kan door het uitschakelen en
aansluitend inschakelen via het bedieningselement weer
in bedrijf worden genomen.
3.7
Restwarmtegebruik
Activering
Activering: Het restwarmtegebruik wordt alleen bij het inscha-
kelen van het verwarmingsapparaat geactiveerd. Dit is een vol-
ledig automatische functie, die bij een warme motor geacti-
veerd wordt en die bedoeld is voor energiebesparing. Na elk in-
schakelen van het verwarmingsapparaat, voor aanvang van het
verwarmingsproces, vindt een controle van de koelmiddeltem-
peratuur door het verwarmingsapparaat plaats. Als de koelmid-
deltemperatuur daarbij boven een grenswaarde ligt, wordt het
restwarmtegebruik automatisch geactiveerd. Bij actief rest-
warmtegebruik worden de bij het verwarmingsapparaat horen-
de koelmiddelpomp en de voertuigventilator automatisch aan-
gestuurd.
Deactivering
De deactivering van het restwarmtegebruik gebeurt automa-
tisch via de verwarmingsapparaat-regeleenheid.
4
Brandstof
Het verwarmingsapparaat is aangesloten op de voertuigtank of
op een afzonderlijke brandstoftank.
Geschikte brandstoffen:
l Thermo Top Pro 120 | 150 D: diesel DIN EN 590; biodiesel
DIN EN 14214 en HVO DIN EN 15940
l Thermo Top Pro 120 | 150 B: benzine DIN EN 228
4.1
Overschakelen van gebruik met
zomerdiesel naar gebruik met
winterdiesel
ü Winterdiesel (koudebestendige brandstof) wordt getankt.
In het brandstofsysteem voor het verwarmingsapparaat be-
vinden zich echter in sommige gevallen nog resten van zo-
merdiesel.
u
Het verwarmingsapparaat ca. 15 minuten inschakelen
(brandstofsysteem is volledig met koudebestendige brand-
stof gevuld).
Brandstof | 4
5 / 11