4.3.2
Overzicht gebruikersinterface
Het configuratieprogramma heeft veel subvensters. De subvensters worden gebruikt voor het
bekijken of instellen van de configuratie. Hieronder ziet u een kenmerkende applicatie.
A
B
Het menugebied dat is aangegeven met de letter "A" geeft toegang tot vensters waarmee de
betreffende functie kan worden bekeken, gewijzigd of geactiveerd.
Voor de definitie van het detectiegebied is er één subvenster (hierboven aangegeven met "B"),
en daarin ziet u de grafische voorstelling van het detectiegebied. Verder is er een subvenster
voor instellingen (hierboven aangegeven met "C") om de waarden in te voeren. Voor de
functie Dode zone is er ook een weergavevenster en een instellingsvenster (niet getoond
hierboven). De meeste belangrijke configuraties worden herhaald in de
weergavevensters.Meer informatie vindt u in de volgende delen. Meer informatie vindt u in de
volgende paragrafen.
Op de statusbalk "D" ziet u de statusinformatie, bijvoorbeeld van de verbindingsstatus .
4.3.3
Hoofdmenu
Het hoofdmenu bevat vier opties, "System" (Systeem), "View" (Weergave), "Setup"
(Configuratie) en "About" (Info).
Het menu System wordt gebruikt om de verbinding te regelen tussen het
configuratieprogramma en Backsense® om de configuratie te lezen of te schrijven
(registreren). om configuratiegegevens op te halen uit of op te slaan in het systeem of in een
bestand, om het actieve weergavevenster te sluiten of het programma af te sluiten.
Met View opent u de weergavevensters Detection Zone (Detectiezone) en Blind Zone (Dode
zone).
Met Setup opent u de configuratievensters Detection Zones en Blind Zones.
Onder About krijgt u versie-informatie over het configuratieprogramma en de LED-
displaysoftware.
24
C
D