2.1. 'DAAL'-MODUS
Deze modus simuleert een klassieke rolluikendaalfunctie. Zolang de druktoets ingedrukt
blijft zal het rolluik da!en.
Een kortstondige druk op de toets zal een timergestuurde daling (punt 2.3) activeren.
Door nog eens kort op de toets te drukken, zal het rolluik stoppen.
2.2. 'STLLL'.-MODUS
Deze functie simuleert een klassieke rolluikenstijgfunctie. Zolang de druktoets ingedrukt
blijft zal het rolluik stijgen.
Een kortstondige druk op de toets zal een tlmergestuurde stijging (punt 2.3) activeren.
Door nog eens kort op de toets te drukken, zal het rolluik stoppen.
2.3. 'TIMER'-MODUS
Deze functie laat toe de stijg- EN daaltijden van het rolluik te programmeren.
2.4. 'ALLES LATEN DALEN' OF SELECTIEVE MODUS
Met deze functie kunt u, door een druk op om het even welke toets van de installatie, alle
rolluiken of een selectie van een aantal rolluiken laten dalen.
2.5. 'ALLES LATEN STIJGEN' OF SELECTIEVE MODUS
Met deze functie kunt u, door een druk op om het even welke toets van de installatie, alle
rolluiken of een selectie van een aantal rolluiken laten stijgen.
2.6. MODUS 'IN GROEP DALEN'
Met deze functie kunnen 2 daalgroepen voor rolluiken gemaakt worden. Door op een
toets voor een bepaalde groep te drukken, dalen alle rolluiken die deel uitmaken van
deze groep.
2.7. MODUS 'IN GROEP STIJGEN'
Met deze functie kunnen 2 stijggroepen voor rolluiken gemaakt worden. Door op een
toets voor een bepaalde groep te drukken, gaan alle rolluiken die deel uitmaken van
deze groep omhoog.
3. VERBINDINGEN MET MEERDERE KAARTEN
Als een installatie meer dan 6 rolluiken omvat (m.a.w. meer dan één DMCV- 006-001
kaart), dan moet u de kaarten met elkaar verbinden volgens het schema van Figuur C.
Af fabriek is de DMCV-kaart geprogrammeerd om zelfstandig, dus zonder slave(s) te
functioneren. Om meer DMCV-kaarten te kunnen gebruiken dient u de functie van de
kaarten aan te passen.
We nemen een voorbeeld van een installatie met 24 rolluiken, dus met 4 kaarten
(zie Figuur C).
4