3
3.1
Algemeen
Iedereen die een CargoMaster voor de eerste keer in actie
ziet, is gefascineerd over het bewegingsverloop van het
systeem.
Indien men dan nadenkt over hoe de CargoMaster functio-
neert, ontstaat een situatie die vaak gepaard gaat met
hoofdschudden– vooral bij diegenen die op technisch gebied
geen leken meer zijn.
Indien men de CargoMaster niet met eigen ogen trapop en
trapaf heeft zien komen, zou men tot de volgende conclusie
komen: "...dat kan onmogelijk functioneren".
En toch werkt het. Hoe het werkt, wordt hieronder kort be-
schreven.
3.2
Functieprincipe
Het draai- en scharnierpunt in de ware zin van het woord is
de motoras (D3) op het frame (A) van de CargoMaster waar-
rond de hefbomen (B1 en B2) draaien (zie ook hoofdstuk 3.3
"Functieverloop").
De grote loopwielen en de remrollen van het onderstel wor-
den niet aangedreven maar kunnen vrij draaien rond hun as-
sen.
Een ketting- en tandwielsysteem in de motorhefboom (B2)
en de hefbomen (B1) brengen de draaibeweging van de mo-
toras over (D3) zodat de motorhefboom (B2) rond de moto-
ras (D3) en de hefboom (B1) tegen de wijzers van de klok
rond de verbindingsas (D2) draait. De as (D1) die verbonden
is met de stijgbenen beschrijft daardoor de voor het stijgen
van de CargoMaster noodzakelijke op- / neerbeweging. Die be-
weging wordt door de stijgbenen (C) gevolgd die in de rail (E)
geleid worden.
Afhankelijk van de onderlinge positie van de hefbomen (B1 en
B2) of de stijgbenen (C) en het onderstel ontstaan bepaalde
standen waarin de CargoMaster bij voorkeur gereden of stil-
gezet kan worden.
Hoe de op- / neerbeweging van de stijgbenen en het onders-
tel van deCargoMaster gebruikt kan worden bij het berijden
van trappen, wordt hieronder uitvoerig beschreven.
CargoMaster
C 141 · C 141 Vario
4
Kort overzicht