Restrictie-elementen
▷ De voor de min. capaciteit noodzakelijke hoeveel-
▷
heid lucht wordt bij aanwezige luchtdruk bepaald
door de ontstekingsstand van een gasklep, door
een bypassboring in de luchtklep of door een
externe bypass met restrictie-element.
▷ Branders vanaf bouwserie E (zie typeplaatje) zijn
▷
met een instelling voor de gasvolumestroom uit-
gerust. Deze vervangt het restrictie-element in
de gasleiding.
Compensatie warme lucht
▷ Bij werking met warme lucht moet de verbran-
▷
dingsluchtdruk worden verhoogd (Lambda =
constant).
250
200
150
100
0
100
▷ De gasdruk stijgt met 5 – 10 mbar.
▷
▷ Het totale vermogen van de brander P
▷
een toenemende luchttemperatuur T
120
110
100
0
100
200
300
400
T
[°C]
Air
stijgt met
B
.
Air
200
300
400
T
[°C]
Air
Luchtdruk voor de min. en max. capaciteit
instellen
1 Gas- en luchttoevoer sluiten.
BIO:
▷ Luchtmeetnippel L, buiten-∅ = 9 mm (0,35").
▷
2
L
3
L
5
p
atm.
0
BIOA:
▷ Luchtmeetnippel L, buiten-∅ = 9 mm (0,35").
▷
2
3
5
p
atm.
0
Min. capaciteit:
▷ De brander alleen bij min. capaciteit (tussen 10
▷
en 40% van het nominaal vermogen Q
typeplaatje) ontsteken.
• De luchttoevoer op de luchtklep reduceren en
de gewenste min. capaciteit instellen, bijv. met
eindschakelaar of mechanische aanslag.
NL-8
Schroef met
2 slagen los-
draaien.
4
Luchttoe-
voer geheel
openen.
p
=
atm
meting tegen
p
air
de atmosfeer.
Schroef met
L
2 slagen los-
draaien.
4
Luchttoe-
L
voer geheel
openen.
p
=
atm
meting tegen
p
air
de atmosfeer.
– zie
max