6 Aardleiding op het branderelement aansluiten!
WAARSCHUWING
Hoogspanningsgevaar! Op de ontstekingskabel
absoluut een hoogspanningswaarschuwing aan-
brengen.
7 Voor nadere inlichtingen omtrent het installeren
van de ionisatie- en ontstekingskabels de bedie-
ningshandleiding en het aansluitschema van de
branderautomaat en van de ontstekingstransfor-
mator raadplegen.
Inbedrijfstelling voorbereiden
Veiligheidsrichtlijnen
▷ Instelling en inbedrijfstelling van de brander met
de exploitant of constructeur van de installatie
bespreken!
▷ De complete installatie inclusief ervoor gescha-
kelde apparaten en elektrische aansluitingen
controleren.
▷ De handleidingen van de afzonderlijke armaturen
in acht nemen.
GEVAAR
De brander mag alleen door geautoriseerd vakper-
soneel in bedrijf worden gesteld.
Ontploffingsgevaar! Voorzorgsmaatregelen bij het
ontsteken van de brander in acht nemen!
Vergiftigingsgevaar! Gas- en luchttoevoer zo
instellen dat de brander altijd met luchtovermaat
wordt gebruikt – anders CO-vorming in de bran-
derkamer! CO is reukloos en giftig! Rookgasanalyse
uitvoeren.
▷ Voor elke ontstekingspoging de branderkamer
met lucht (5 x het volume van de branderkamer)
voorspoelen!
▷ Als de brander na het herhaaldelijke inschakelen
van de branderautomaat niet ontsteekt, moet de
gehele installatie gecontroleerd worden.
▷ Na het ontsteken de vlam en de gas- en luchtzij-
dige drukaanduiding op de brander observeren
en de ionisatiestroom meten! Uitschakeldrem-
pel – zie bedieningshandleiding branderautomaat
(www.docuthek.com).
+ µA –
▷ Brander overeenkomstig de gegevens in de
werkkarakteristiek ontsteken.
▷ De brander alleen bij min. capaciteit (tussen 10
en 40% van het nominaal vermogen Q
steken – zie typeplaatje.
Z
I
) ont-
max.
NL-6
GEVAAR
Ontploffingsgevaar! Gasleiding voor de brander
voorzichtig en op oordeelkundige wijze met gas
vullen en veilig naar buiten ontluchten – testvolume
niet in de branderkamer leiden!
Volumestromen bepalen
Q
= P
Gas
Q
= Q
Air
Gas
▷ Q
: gasvolumestroom in m
Gas
▷ P
:
brandervermogen in kW (BTU/h)
B
▷ H
:
stookwaarde (COW) van het gas in
u
kWh/m
3
(BTU/ft
▷ Q
: luchtvolumestroom in m
Air
▷ λ:
Lambda, luchtgetal
▷ L
: min. benodigde luchthoeveelheid in m
min
(ft
3
/ft
3
)
• Onderste stookwaarde (COW) H
▷ Informatie over de gaskwaliteit verstrekt het be-
treffende gasbedrijf.
Verbreide gaskwaliteiten
Gassoort
kWh/m
(BTU/ft
Aardgas H
(1063)
Aardgas L
▷ Uit veiligheidsoverwegingen moet een minimale
luchtovermaat van 10% (Lambda = 1,1) worden
ingesteld.
Aanwijzingen m.b.t. de
doorstroomkarakteristiek
▷ Als de dichtheid van het gas in bedrijfstoestand
anders is dan die in de doorstroomkarakteris-
tiek, dan de drukken op de bedrijfstoestand ter
plekke omrekenen.
p
= p
B
M
▷ δ
: dichtheid van het gas in de doorstroomka-
M
rakteristiek [kg/m
▷ δ
: dichtheid van het gas in de bedrijfstoestand
B
[kg/m
3
(lb/ft
3
)]
▷ p
: gasdruk in de doorstroomkarakteristiek
M
▷ p
: gasdruk in bedrijfstoestand
B
/H
u
B
. λ . L
min
3
/h (ft
3
/h)
3
)
3
/h (ft
3
/h)
3
gebruiken.
u
H
L
u
min
3
m
3
/m
3
3
)
(ft
3
/ft
3
)
11
10,6
(374)
8,9
8,6
(860)
(304)
. δ
B
δ
M
3
(lb/ft
3
)]
/m
3