6.
D
E UNIT MONTEREN
6.1. Keuze van de installatieplaats
WAARSCHUWING
■
Neem de gepaste maatregelen om te voorkomen dat
kleine dieren gaan nestelen in de binnenunit.
■
Kleine dieren die in contact komen met elektrische
onderdelen
kunnen
veroorzaken. Gelieve de klant te zeggen de ruimte
rond de unit schoon te houden.
De unit moet binnenshuis worden gemonteerd op een plaats die
voldoet aan de volgende voorwaarden:
Algemeen
■
De montage moet door een erkende technicus uitgevoerd
worden; de keuze van het materiaal en de montage dienen te
voldoen aan de toepasselijke lokale en nationale wetten en
regelgevingen.
■
De apparatuur is niet bedoeld voor gebruik in een omgeving met
ontploffingsgevaar.
■
Er kan geen brand ontstaan als gevolg van lekkage van licht
ontvlambare gassen.
■
Als het lawaai wordt gemeten in de reële installatie-
omstandigheden, zal de gemeten waarde groter zijn dan het
geluidsdrukniveau van
"Unitspecificaties" op pagina 26
door omgevingsgeluiden en reflecteren van het geluid. Kies de
installatieplaats zorgvuldig en installeer de unit niet in een
geluidsgevoelige omgeving (bijv. woonkamer, slaapkamer, ...).
■
Neem voldoende voorzorgsmaatregelen in overeenstemming
met de relevante lokale en nationale regelgevingen, voor het
geval van een koelmiddellek.
Vereisten installatieruimte
■
De installatieruimte is vorstvrij en bevindt zich binnenshuis.
■
Zorg ervoor dat in geval van een waterlek, het water geen schade
kan berokkenen aan de installatieruimte en de omgeving.
■
De ondergrond moet sterk genoeg zijn om het gewicht van
beide modellen te dragen.
De vloer is vlak om trillingen en lawaai te voorkomen en om
voldoende stabiliteit te bieden, vooral wanneer de tank voor
warm water voor huishoudelijk gebruik bovenop de unit is
geïnstalleerd.
■
Volume montageplaats
De warmtepompmodule maakt bij haar werking gebruik van de
warmte die binnen is opgeslagen, om de temperatuur van het
water voor huishoudelijk gebruik op te voeren. Een typische
installatieplaats voor dit product is een garage, kelder, technische
ruimte, enz.
Om een optimale werking te garanderen en een te grote
temperatuurdaling in de installatieruimte te voorkomen, moeten
de installatieruimte aan de volgende vereisten beantwoorden:
EKHVWQ002AAV3 + EKHHS200+260AA1V3
Warmtepomp voor warm water voor huishoudelijk gebruik
4PW69248-1 – 05.2011
storingen,
rook
of
brand
en dit
■ Minimumvolume van de installatieruimte
De warmtepomp stopt met werken wanneer de omgevings-
temperatuur binnen lager wordt dan 2°C (dit kan aangepast
worden via lokale instelling [7-04)]. Bij lagere temperaturen
zal het warm water voor huishoudelijk gebruik worden
opgewarmd door de elektrische verwarming in de tank-
module. Dit is een veiligheidsmaatregel die voorkomt dat de
installatieruimte verder afkoelt (om te voorkomen dat bijv. de
waterleidingen in de installatieruimte beschadigd worden) en
die toch een voldoende hoog comfortniveau garandeert in de
vorm van voldoende warm water.
Om te voorkomen dat deze veiligheid vaak geactiveerd wordt en
om ervoor te zorgen dat de elektrische verwarming zo weinig
mogelijk gebruikt moet worden, moet de installatieruimte een
minimumvolume hebben (zie afbeelding hieronder). Alles hangt
af van de buitentemperatuur, de temperatuurinstelling van de
aangrenzende verwarmde ruimte en de isolatie-eigenschappen
van de muren. De volumes in de afbeelding gelden voor een
buitentemperatuur van –10°C en een temperatuurinstelling van
de aangrenzende verwarmde ruimte van 16°C.
Bij een dergelijk volume kan de warmtepomp 260 liter water
voor huishoudelijk gebruik opwarmen van 10°C tot 60°C.
Wanneer de installatieruimte niet het vereiste minimumvolume
heeft of als de muren tussen de installatieruimte en de
aangrenzende verwarmde ruimte beter isoleren dan een muur
van
een
enkele
baksteen
verwarmingsbronnen in overweging worden genomen.
Voorbeelden van warmtebronnen:
- bij installatie in een kelder zal de grond rondom de kelder
de temperatuur van de installatieruimte verhogen
- bij installatie in een garage, de warmte van de motor
van de wagen
- natuurlijke ventilatie via bijv. deuren naar de aangrenzende
verwarmde ruimtes
- ventilatieverbinding met een verwarmde ruimte
- andere: wasmachine, droogkast
Ingebouwde garage
Een muur en het plafond van de
garage staan in contact met een
verwarmde ruimte
3
Vereist
60 m
minimumvolume
2
Vloeroppervlak
25 m
Hoogte
2,5 m
Ingebouwde garage
Twee muren en het plafond van
de garage staan in contact met
een verwarmde ruimte
3
Vereist
50 m
minimumvolume
2
Vloeroppervlak
20 m
Hoogte
2,5 m
dik,
moeten
bijkomende
Montagehandleiding
6