Aansluiting van de lekbak
Tijdens zijn werking en afhankelijk van de werkingsomstandigheden
vangt de warmtepompmodule condensatiewater op in de lekbak
onderaan de unit. Installeer zeker een geschikte afvoeraansluiting voor
deze lekbak.
OPGELET: Vereisten voor afvoerleidingen
■
Afvoerleidingen moeten uit de buurt van elektrische
componenten geplaatst worden.
■
De afvoerleiding moet eindigen op een veilige,
zichtbare positie die geen risico vormt voor personen
die zich in de buurt ervan bevinden.
■
Alle afvoerleidingen moeten aflopend en in een
vorstvrije omgeving worden geïnstalleerd. Zij moet aan
de lucht worden blootgesteld.
7.2. Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van
lokale leidingen en de isolatie
Het volledige watercircuit, inclusief alle leidingen, moet worden
geïsoleerd om warmteverlies te voorkomen.
Als de omgevingstemperatuur binnen hoger is dan 30°C en de
relatieve vochtigheid meer dan 80% bedraagt, moet het isolatie-
materiaal ten minste 20 mm dik zijn om condensatie op het
oppervlak van de isolatie te voorkomen.
8.
W
ATER VULLEN
8.1. Methode voor bijvullen van water
1
Sluit de watertoevoer aan op de unit
2
Open om beurt elke warmwaterkraan om lucht uit de leidingen
van het systeem te laten
3
Open de ter plaatse gemonteerde afsluiter voor warm water
4
Open de ter plaatse gemonteerde toevoerklep voor koud water
5
Sluit alle warmwaterkranen nadat alle lucht uit de leidingen is
6
Controleer op lekken
7
Bedien handmatig de lokaal voorziene drukveiligheidsklep om te
controleren of het water goed doorstroomt
VOORZICHTIG
Onmiddellijk na de installatie moet de tank voor warm
water voor huishoudelijk gebruik gespoeld worden met
koud water. De eerste 5 opeenvolgende dagen na de
installatie moet deze procedure minstens eenmaal per dag
herhaald worden.
EKHVWQ002AAV3 + EKHHS200+260AA1V3
Warmtepomp voor warm water voor huishoudelijk gebruik
4PW69248-1 – 05.2011
9.
W
ERK AAN DE ELEKTRISCHE BEDRADING
9.1. Voorzorgsmaatregelen bij werk aan
de elektrische bedrading
WAARSCHUWING
■
Een hoofdschakelaar of een andere manier om te
onderbreken, met een contactscheiding in alle polen,
moet voorzien zijn in de vaste bedrading in overeen-
stemming met de toepasselijke lokale en nationale
regelgeving.
■
Schakel de voeding uit voordat u aansluitingen uitvoert.
■
Werk alleen met koperdraad.
■
De bedrading ter plaatse en de montage van de
componenten moeten worden uitgevoerd door een
erkend elektricien en in overeenstemming zijn met de
geldende Europese en nationale reglementeringen.
■
Installeer de vereiste zekeringen zoals beschreven op
het elektrische bedradingsschema.
■
De bedrading ter plaatse moet worden uitgevoerd in
overeenstemming met het bedradingsschema dat met
de unit is meegeleverd en met de onderstaande
instructies.
■
Plet nooit gebundelde kabels en zorg ervoor dat ze niet
in contact komen met de leidingen of scherpe randen.
Zorg dat er geen externe druk wordt uitgeoefend op de
klemaansluitingen.
■
Gebruik een afzonderlijke voeding. Deel dus nooit een
voeding met een ander toestel.
■
Zorg voor een aarding. Aard het toestel niet op een
nutsleiding, een spanningsbeveiliging of een telefoon-
aarding. Onvolledige aarding kan elektrische schokken
veroorzaken.
■
Installeer een aardlekbeveiliging in overeenstemming
met de relevante lokale en nationale regelgeving.
Anders bestaat het gevaar op elektrische schokken.
Let er bij de installatie van de aardlekbeveiliging op dat
hij compatibel is met de inverter (bestand tegen
elektrische ruis met hoge frequentie) om ongewenst
activeren van de aardlekbeveiliging te voorkomen.
■
Aangezien deze unit is uitgerust met een inverter kan de
montage van een blindvermogencondensator niet alleen
de vergroting van de energiefactor belemmeren maar
ook abnormaal hoge temperaturen veroorzaken in de
condensator als gevolg van hoogfrequente golven.
Daarom mag u nooit een blindvermogencondensator
monteren.
■
Controleer of na de installatiewerkzaamheden alle
rubberen bussen weer zijn aangebracht om de kabels te
beschermen tegen scherpe randen.
OPGELET: Alleen voor V3-modellen
■
Apparatuur conform met EN/IEC 61000-3-12
■
Deze apparatuur is conform met EN/IEC 61000-3-11
op voorwaarde dat de systeemimpedantie Z
dan of gelijk aan Z
voeding van de gebruiker en het openbare systeem.
Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de
installateur of de gebruiker van de apparatuur om
ervoor te zorgen, indien nodig in overleg met de
distributienetwerkbeheerder, dat de apparatuur alleen
wordt
aangesloten
systeemimpedantie Z
=0,43 Ω.
aan Z
. Z
max
max
(a) Europese/Internationale Technische Norm die de beperkingen vastlegt voor
harmonische stromen geproduceerd door apparatuur die is aangesloten op
openbare laagspanningssystemen met een ingangsstroom >16 A en ≤75 A
per fase.
(b) Europese/Internationale Technische Norm die de beperkingen vastlegt voor
spanningsveranderingen, spanningsschommelingen en flikkeren in openbare
laagspanningssystemen voor apparatuur met een nominale stroom ≤75 A.
(a)
kleiner
sys
is op het interfacepunt tussen de
max
op
een
voeding
met
die kleiner dan of gelijk is
sys
Montagehandleiding
(b)
een
10