HOOFDSTUK 6: FREQUENTE TERMEN
Configuratie-id
Numerieke code opgeslagen in de zender en de ontvanger. De ontvanger kan
alleen bestuurd worden door een zender met de juiste configuratie-id.
Continue radio-
In de continue radiomodus zendt de zender continu wanneer deze is
modus
ingeschakeld.
Aangepast id
Numerieke code opgeslagen in de zender, die wordt gebruikt ter vervanging van
de unieke id-code. Een of meerdere zenders kunnen worden geconfigureerd met
hetzelfde aangepaste id, en de ontvanger zal ze herkennen als dezelfde zender.
Niet con-
In de niet continue radiomodus zendt de zender wanneer deze is ingeschakeld en
tinue/continue radio-
een knop wordt ingedrukt. De zender stopt met zenden wanneer alle knoppen
modus
worden losgelaten.
Functierelais
Standaardrelais, bestuurd door de knoppen op de zender.
Prioriteitsinstelling
Voorkomt de werking van een onderdeel wanneer een ander onderdeel op een
bepaalde wijze in werking is.
Houdcontact
Het relais wordt geactiveerd telkens als u een knop indrukt en blijft actief totdat
deze knop opnieuw wordt ingedrukt.
Load select mode
In de zender zijn een of meerdere Load select modes opgeslagen. De activering
van een specifieke Load select mode resulteert in een groep voorgeselecteerde
relais op de ontvanger, die kunnen worden bestuurd via de zender.
Pulse contact
Het relais is alleen actief terwijl er een knop wordt ingedrukt op de zender. Als de
knop wordt losgelaten, is het relais niet langer actief.
Aan-relais
Relais dat actief is wanneer de ontvanger in werking is en een radioverbinding tot
stand is gebracht, ongeacht of er enige andere relais actief zijn.
Operating mode
In de zender zijn een of meerdere operating modes opgeslagen. Elke operating
mode beschrijft welke relais op de ontvanger bestuurd worden wanneer specifieke
knoppen op de zender worden ingedrukt.
Vervangings-id
Numerieke code die wordt gebruikt voor de identificatie van de zender tijdens de
(Replace ID)
Vervangingsprocedure.
Stoprelais
Veiligheidsgerelateerd relais dat wordt bestuurd door de noodstop op de
ontvanger. Voor de onderbreking van de stroomtoevoer naar een vei-
ligheidstoepassing die wordt bestuurd door de ontvanger.
Werkrelais
Relais dat actief is wanneer (een) ander(e) relais op de ontvanger actief is/zijn.
Nulpositiecontrole Veiligheidsfunctie die ervoor zorgt dat mogelijk actieve knoppen/joysticks na het
opstarten of verloren/gevonden radioverbindingen zich in de nulpositie bevinden
voor het systeem kan worden gebruikt, om onvoorziene bewegingen van het
bestuurde object te voorkomen.
Hoofdstuk 6: FREQUENTE TERMEN
- 15 -